202502172/2/A2.
Datum beslissing: 28 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
en
het college van bestuur van Zadkine (hierna: het college),
verweerder.
Procesverloop
[appellant] heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van 2 april 2025, op het door hem gemaakte bezwaar tegen het besluit van het college van 29 november 2024.
Het college heeft de vertrouwelijke versies van een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
[appellant] heeft gereageerd op het verzoek.
Overwegingen
1. Bij besluit van 29 november 2024 heeft het college [appellant] uitgeschreven van de opleiding en hem de toegang tot de gebouwen van onderwijsinstelling Zadkine ontzegd. Aan dit besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat het gedrag van [appellant] een ernstige bedreiging vormt voor de orde, rust en veiligheid op de opleiding en op Zadkine.
2. Het college heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling kennis zal nemen van de ongeschoonde versies van een aantal stukken. Het gaat om de volgende stukken, die in twee categorieën zijn onderverdeeld:
1) stukken die aan de geschillenadviescommissie van de stichting onderwijsgeschillen zijn gestuurd bij het verweerschrift in bezwaar, bestaande uit:
- schermafdrukken van notities van docenten uit het informatiesysteem Eduarte (bijlage 7);
- een verklaring van een docent over een incident op 4 oktober 2024 (bijlage 8).
2) stukken die bij het verweerschrift in beroep zijn overgelegd, namelijk:
- een ingevuld formulier van een incidentmelding en correspondentie daarover (bijlage 21);
- een verklaring van een medewerker van de onderwijsinstelling Zadkine over de gevolgen van een incident op 4 oktober 2024 (bijlage 22);
- een externe melding en correspondentie daarover (bijlage 23).
3. Het college heeft het verzoek gedaan omdat de onder 1) genoemde stukken persoonsgegevens van medewerkers bevatten en het belang van de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer en veiligheid zwaarder weegt dan het belang van [appellant] bij inzage van de gegevens. Er bestaat volgens het college een reëel risico dat het verstrekken van deze gegevens leidt tot onwenselijke situaties.
De onder 2) genoemde stukken bevatten volgens het college persoonsgegevens, maar ook informatie van derden met het oog op de orde en veiligheid binnen de onderwijsinstelling. Het zonder beperkingen verstrekken van deze documenten zou de bereidheid van derden om dergelijke informatie in de toekomst te verstrekken schaden. Daarbij wijst het college op het belang van het goed functioneren van de onderwijsinstelling. Deze belangen wegen volgens het college zwaarder dan het belang van [appellant] bij inzage van de gegevens.
4. [appellant] vindt beperking van de kennisneming van de stukken niet gerechtvaardigd, omdat daarmee zijn recht op een gelijke proceskans wordt beperkt terwijl daar volgens hem geen gewichtige redenen voor zijn.
5. Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
6. De Afdeling heeft kennisgenomen van de onder 1) genoemde stukken. In de geschoonde versies van deze stukken heeft het college de namen van betrokkenen weggelakt.
De Afdeling acht het verzoek tot beperkte kennisneming van deze stukken gerechtvaardigd, omdat het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en veiligheid van betrokkenen zwaarder weegt dan het belang van [appellant] om van deze persoonsgegevens kennis te nemen. Daarbij vindt de Afdeling van belang dat de inhoud van de stukken ook zonder de persoonsgegevens voldoende duidelijk kunnen zijn voor [appellant].
7. De Afdeling heeft ook de onder 2) genoemde stukken ingezien. De ongeschoonde versies van deze stukken bevatten persoonsgegevens zoals namen en e-mailadressen, en andere informatie die herleidbaar is tot personen. Ook wordt in de stukken ingegaan op incidentmeldingen, waarbij opvattingen van medewerkers zijn vermeld. Het college heeft deze informatie weggelakt in de geschoonde versies van de stukken.
De Afdeling acht het verzoek tot beperkte kennisneming van deze stukken gerechtvaardigd. Het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en veiligheid van betrokkenen, en de belangen van een vertrouwelijke behandeling van meldingen van incidenten en vertrouwelijke communicatie van medewerkers daarover ten behoeve van het goed functioneren van de onderwijsinstelling, wegen zwaarder dan het belang van [appellant] bij kennisname van de ongeschoonde versies van de stukken (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 20 juli 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2816)). Daarbij betrekt de Afdeling dat het voor [appellant] mogelijk is om een standpunt in te nemen in de beroepsprocedure, zonder kennis te nemen van de weggelakte passages. De gedragingen die hem worden verweten zijn immers in een voor hem kenbaar stuk opgenomen. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe.
Aldus vastgesteld door mr. N.H. van den Biggelaar, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. W. Kemerink op Schiphorst-Hofman, griffier.
w.g. Van den Biggelaar
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer
w.g. Kemerink op Schiphorst-Hofman
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2025
933