ECLI:NL:RVS:2025:2407

Raad van State

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
202407016/3/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. den Heyer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunningen

Op 27 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, [verzoeker I] en [verzoeker II], een voorlopige voorziening vroegen. Dit verzoek volgde op de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 22 september 2023. De rechtbank Den Haag had op 25 oktober 2024 in een eerdere uitspraak het beroep van verzoeker I gegrond verklaard, het besluit van 22 september 2023 vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Het beroep van verzoeker II was ongegrond verklaard. Verzoekers hebben hoger beroep ingesteld en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zouden worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De voorzieningenrechter heeft, gelet op de aangevoerde argumenten, besloten een voorlopige voorziening te treffen. De minister van Asiel en Migratie werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoekers, die op € 907,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 mei 2025.

Uitspraak

202407016/3/V1.
Datum uitspraak: 27 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[verzoeker I] en [verzoeker II]
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 25 oktober 2024 in zaken nrs. NL23.33146 en NL23.33147 in het geding tussen:
verzoekers
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluiten van 22 september 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aanvragen van verzoekers om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, opnieuw afgewezen.
Bij brief van 30 januari 2024 heeft de staatssecretaris het besluit van 22 september 2023, over verzoeker I, aangevuld.
Bij uitspraak van 25 oktober 2024 heeft de rechtbank het tegen het besluit van 22 september 2023, over verzoeker I, door verzoeker I ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven. Verder heeft de rechtbank het tegen het besluit van 22 september 2023, over verzoeker II, door verzoeker II ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers hoger beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De minister heeft in hoger beroep een nader stuk ingediend, waarop verzoekers op verzoek van de Afdeling hebben gereageerd.
Overwegingen
1.       Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet worden uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat zij opvang en verstrekkingen krijgen.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening (uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:457).
3.       De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoekers niet worden uitgezet, totdat op het door hen ingestelde hoger beroep is beslist;
II.       veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 907,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. M. den Heyer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Jongeneel, griffier.
w.g. Den Heyer
voorzieningenrechter
w.g. Jongeneel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2025
958