ECLI:NL:RVS:2025:2382
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier en verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 23 mei 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke op 21 september 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Hiertegen had de appellant bezwaar gemaakt, maar dit werd op 25 april 2024 ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag had op 13 maart 2025 het beroep van de appellant tegen deze afwijzing eveneens ongegrond verklaard. De appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was, omdat de appellant niet had uitgelegd waarom de uitspraak van de rechtbank onjuist zou zijn. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, in aanwezigheid van griffier mr. A.A. Snijders.