ECLI:NL:RVS:2025:2370

Raad van State

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
202502816/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf

Op 2 maart 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om een machtiging tot voorlopig verblijf afgewezen. Appellant, mede voor haar minderjarige kinderen, heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 4 juli 2024 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, op 11 april 2025 het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, maar dit hoger beroep richtte zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. Op de laatste dag van de hogerberoepstermijn heeft appellant een hogerberoepschrift ingediend en daarbij uitstel gevraagd voor het indienen van gronden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) deze mogelijkheid niet biedt. Hierdoor heeft appellant niet voldoende onderbouwd waarom de uitspraak van de rechtbank volgens haar onjuist is. De Afdeling kan daarom geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep. Het hoger beroep wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Jongeneel, griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 mei 2025.

Uitspraak

202502816/1/V1.
Datum uitspraak: 23 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant], mede voor haar minderjarige kinderen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 11 april 2025 in zaak nr. NL24.29110 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 2 maart 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag om appellant een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 4 juli 2024 heeft de staatssecretaris het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 april 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft referent, [referent], namens appellant, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. Appellant heeft op de laatste dag van de hogerberoepstermijn een hogerberoepschrift ingediend en daarbij uitstel gevraagd voor het indienen van gronden. Die mogelijkheid biedt de Vw 2000 niet. Appellant legt daardoor niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens haar niet juist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Jongeneel, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Jongeneel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2025
958