ECLI:NL:RVS:2025:2232

Raad van State

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
202502481/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. den Heyer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht naar Kroatië

Op 14 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een asielzaak. Verzoeker had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister van Asiel en Migratie op 21 augustus 2023 niet in behandeling werd genomen. Hiertegen heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C.F. Wassenaar, hoger beroep ingesteld na een ongegrondverklaring van de rechtbank op 22 april 2025. In het kader van dit hoger beroep verzocht verzoeker de voorzieningenrechter om te bepalen dat zijn voorgenomen overdracht naar Kroatië op 16 mei 2025 achterwege blijft totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd. De belangen van de minister en de belangen van verzoeker zijn tegen elkaar afgewogen. De voorzieningenrechter concludeert dat de overdracht van verzoeker aan Kroatië geen onomkeerbare gevolgen heeft. Mocht blijken dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek, kan verzoeker vanuit Kroatië teruggeleid worden naar Nederland. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en beslist dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

202502481/2/V3.
Datum uitspraak: 14 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[verzoeker],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 22 april 2025 in zaak nr. NL23.23773 in het geding tussen:
verzoeker
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 21 augustus 2023 heeft de minister een aanvraag van verzoeker om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 22 april 2025 heeft de rechtbank het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C.F. Wassenaar, advocaat in Rotterdam, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat zijn voorgenomen overdracht naar Kroatië op 16 mei 2025 achterwege blijft en dat hij niet wordt overgedragen voordat op het hoger beroep is beslist.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd. Gelet op de belangen die de minister heeft, en de belangen die verzoeker naar voren heeft gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening. De overdracht van verzoeker aan Kroatië heeft geen onomkeerbare gevolgen. Mocht uiteindelijk blijken dat Nederland verantwoordelijk moet worden geacht voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming, dan kan verzoeker vanuit Kroatië worden teruggeleid naar Nederland.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. den Heyer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.
w.g. Den Heyer
voorzieningenrechter
w.g. Dallinga
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2025
18-1122