ECLI:NL:RVS:2025:2221

Raad van State

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
BRS.25.000448
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J. Schipper-Spanninga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf

Op 16 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in het hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie. Dit hoger beroep volgde op een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 27 maart 2025, waarin het beroep van betrokkenen tegen de afwijzing van hun aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf gegrond werd verklaard. De rechtbank had bepaald dat de minister binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit moest nemen op het bezwaar van betrokkenen.

De minister verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat zij de uitspraak van de rechtbank niet hoefde uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter heeft, na afweging van de belangen van de minister en betrokkenen, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de minister geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep.

De uitspraak van de voorzieningenrechter is gedaan door mr. J. Schipper-Spanninga, in tegenwoordigheid van mr. Q. Boon, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 16 mei 2025.

Uitspraak

BRS.25.000448
Datum uitspraak: 16 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 27 maart 2025 in zaak nr. NL23.12538 in het geding tussen:
[betrokkene 1] en [betrokkene 2],
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 3 maart 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag om betrokkenen een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 31 maart 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door betrokkenen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 maart 2025 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkenen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Betrokkenen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.        De minister verzoekt de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening te treffen dat zij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op haar hoger beroep heeft beslist.
2.        Gelet op de belangen die de minister en betrokkenen naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.        De minister hoeft geen proceskosten te vergoede
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Q. Boon, griffier.
w.g. Schipper-Spanninga
voorzieningenrechter
w.g. Boon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2025
977