ECLI:NL:RVS:2025:2154
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- M.J.M. Ristra-Peeters
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
Op 15 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het verzoek van een vreemdeling om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 4 maart 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 18 april 2025 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling hoger beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.
In zijn verzoek vroeg de vreemdeling om niet te worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De minister van Asiel en Migratie had in het besluit van 4 maart 2024 aangegeven dat er in Jemen een uitzonderlijke situatie heerst, waardoor de vreemdeling een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen, aangezien de minister geen terugkeerbesluit had genomen en ook geen inreisverbod had uitgevaardigd.
Uiteindelijk werd het verzoek van de vreemdeling afgewezen en werd bepaald dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 mei 2025.