ECLI:NL:RVS:2025:2126
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en verzoek om voorlopige voorziening
Op 12 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening en een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een aanvraag van de appellant om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, die door de minister van Asiel en Migratie op 23 februari 2023 was afgewezen. De minister verklaarde het bezwaar van de appellant ongegrond op 19 augustus 2024. De rechtbank Den Haag heeft op 21 maart 2025 het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Hierop heeft de appellant, vertegenwoordigd door mr. J.G. Wiebes, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, en de voorzieningenrechter bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, in tegenwoordigheid van mr. D.C.M. van Trappen, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2025.