ECLI:NL:RVS:2025:2110
Raad van State
- Hoger beroep
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- T.W.A. Weber
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake bewaring van appellant door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 28 februari 2025. De rechtbank had in die uitspraak het beroep van appellant tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie ongegrond verklaard. Dit besluit, genomen op 5 februari 2025, hield in dat appellant in bewaring werd gesteld. De rechtbank oordeelde dat de minister op goede gronden had gehandeld en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. Appellant, vertegenwoordigd door mr. M.M.G. Crompvoets, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Daarom was er geen noodzaak voor een verdere motivering van het oordeel.
De Afdeling heeft ook geen redenen gevonden om de bewaring van appellant onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 mei 2025.