ECLI:NL:RVS:2025:2022
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen op 31 oktober 2022. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 22 augustus 2023 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, op 14 maart 2025 het beroep van de appellant gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten. De appellant, vertegenwoordigd door mr. A. van Driel, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep op 6 mei 2025 behandeld. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet gericht is tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de appellant niet heeft uitgelegd waarom deze uitspraak volgens hem onjuist is. Hierdoor kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals bepaald in artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.