ECLI:NL:RVS:2025:1984

Raad van State

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
202406854/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van appellant tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door minister van Asiel en Migratie

Op 1 mei 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de minister van Asiel en Migratie. De aanvraag was afgewezen bij besluit van 12 september 2024. De rechtbank Den Haag had op 5 november 2024 het beroep van de appellant ongegrond verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.I.T. Sopacua, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Tijdens de procedure heeft de minister van Asiel en Migratie laten weten dat de appellant met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van de appellant heeft, ondanks de gelegenheid die hem door de Afdeling is geboden, niet laten weten dat hij nog contact heeft met de appellant. Dit heeft de Afdeling doen concluderen dat de appellant niet langer bescherming in Nederland zoekt. Hierdoor heeft de Afdeling geoordeeld dat de appellant geen belang heeft bij een beoordeling van het hoger beroep.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft het hoger beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard. De minister is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Q. Boon, griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 mei 2025.

Uitspraak

202406854/1/V1.
Datum uitspraak: 1 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 5 november 2024 in zaak nr. NL24.36465 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 12 september 2024 heeft de minister een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 5 november 2024 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. J.I.T. Sopacua, advocaat in Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       De minister heeft de Afdeling laten weten dat appellant met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van appellant heeft, hoewel hij daartoe door de Afdeling in de gelegenheid is gesteld, niet laten weten dat hij nog contact met hem heeft. Daaruit leidt de Afdeling af dat appellant niet langer bescherming in Nederland zoekt. Daarom heeft appellant geen belang bij een beoordeling van het hoger beroep.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Q. Boon, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Boon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2025
977