ECLI:NL:RVS:2025:1861
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel na niet in behandeling nemen door de minister
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 17 februari 2025. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, nadat de minister van Asiel en Migratie op 12 december 2024 had besloten om de aanvraag van de appellant voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De appellant, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Na het indienen van het hoger beroep heeft de minister de asielaanvraag van de appellant alsnog in behandeling genomen. Hierdoor heeft de appellant zijn doel bereikt, wat betekent dat hij onvoldoende belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat de minister zijn asielaanvraag inmiddels inhoudelijk heeft behandeld. De minister is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden, aangezien de asielaanvraag door tijdsverloop alsnog in behandeling is genomen.
De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.C.M. van Trappen, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 28 april 2025.