ECLI:NL:RVS:2025:1786

Raad van State

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
202501505/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de bewaring van een appellant door de minister van Asiel en Migratie

Op 22 april 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. Bij besluit van 2 maart 2025 werd de appellant in bewaring gesteld. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, verklaarde op 14 maart 2025 het beroep van de appellant ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J. van Bennekom, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De appellant betoogde dat de rechtbank niet kenbaar had gemotiveerd dat zij de bewaring ambtshalve had getoetst. De Raad van State oordeelde echter dat er geen reden was om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, waardoor het hoger beroep ongegrond werd verklaard.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank met verbetering van gronden en oordeelde dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 22 april 2025, waarbij mr. A.J.C. de Moor-van Vugt als lid van de enkelvoudige kamer en mr. T.W.A. Weber als griffier aanwezig waren.

Uitspraak

202501505/1/V3.
Datum uitspraak: 22 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 14 maart 2025 in zaak nr. NL25.9852 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 2 maart 2025 heeft de minister appellant in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 14 maart 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. J. van Bennekom, advocaat in Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Appellant betoogt in zijn eerste grief terecht dat de rechtbank niet kenbaar heeft gemotiveerd dat zij de bewaring ambtshalve heeft getoetst. De grief leidt evenwel niet tot vernietiging van de uitspraak, omdat de Afdeling ambtshalve geen reden ziet om de bewaring onrechtmatig te achten.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift verder geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt met verbetering van gronden de uitspraak van de rechtbank. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Weber
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 april 2025
644-1161