ECLI:NL:RVS:2025:1671
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- J. Schipper-Spanninga
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet in behandeling nemen aanvragen verblijfsvergunning
In deze zaak hebben appellanten, [appellant 1] en [appellant 2], samen met hun minderjarige kinderen, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in te stellen tegen de beslissing van de minister van Asiel en Migratie. Op 13 februari 2025 heeft de minister hun aanvragen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. Hierop hebben appellanten beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 31 maart 2025 het beroep ongegrond heeft verklaard. Tegen deze uitspraak hebben appellanten hoger beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 14 april 2025 uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst het verzoek van appellanten af.