ECLI:NL:RVS:2023:2638

Raad van State

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
202301941/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Buitengebied Lingewaard, Molenstraat en Gendt

Op 2 februari 2023 heeft de raad van de gemeente Lingewaard het bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard, Molenstraat en [locatie 1] Gendt" vastgesteld. Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om de agrarische bedrijfswoning op het perceel [locatie 1] in Gendt om te zetten in een burgerwoning, door de bestemming "Agrarisch gebied" te wijzigen in "Wonen". Tegen dit besluit heeft [verzoeker], wonend te Gendt, beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 22 juni 2023, waarbij zowel [verzoeker] als de raad van de gemeente Lingewaard aanwezig waren, vertegenwoordigd door mr. A.J. Likkel en T.M. de Geus.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen. De voorzieningenrechter stelt vast dat het bestemmingsplan in lijn is met het functieveranderingsbeleid van de gemeente, dat gericht is op het verbeteren van de kwaliteit van het buitengebied. De raad heeft voldoende gemotiveerd waarom in dit geval woningen in het buitengebied konden worden toegestaan, ondanks het algemene beleid dat dit niet toestaat. Wat betreft de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, concludeert de voorzieningenrechter dat er geen reden is om aan te nemen dat het plan op voorhand niet uitvoerbaar is, ondanks de bezwaren van [verzoeker] over de bodemgesteldheid.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, en de raad hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 juli 2023.

Uitspraak

202301941/2/R4.
Datum uitspraak: 11 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Gendt, gemeente Lingewaard,
en
de raad van de gemeente Lingewaard,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 2 februari 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard, Molenstraat en [locatie 1] Gendt" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
[partij A] heeft een reactie gegeven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 juni 2023, waar [verzoeker], vergezeld door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. A.J. Likkel en T.M. de Geus, zijn verschenen. Ook zijn ter zitting [partij A] en [partij B] als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.       Het bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard, Molenstraat en [locatie 1] Gendt" bestaat uit twee plandelen en maakt mogelijk dat de agrarische bedrijfswoning op het perceel [locatie 1] in Gendt wordt omgezet in een burgerwoning. Met het plan wordt de bestemming "Agrarisch gebied" van dit perceel gewijzigd in de enkelbestemming "Wonen".
3.       [verzoeker] woont in de [locatie 2] in Gendt, naast het perceel aan de [locatie 1] (hierna: het perceel). Zij kan zich niet verenigen met het besluit van de raad van 2 februari 2023 tot vaststelling van het bestemmingsplan. Het verzoek is binnen de beroepstermijn ingediend, zodat ingevolge artikel 8.4 van de Wet ruimtelijke ordening de werking van het bestemmingsplan is opgeschort, totdat op het verzoek is beslist. Het verzoek is erop gericht te voorkomen dat het plan hangende de beroepsprocedure in werking treedt en zo het toetsingskader wordt voor omgevingsvergunningen.
Spoedeisend belang
4.       De eigenaar van de [locatie 1] heeft een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning op het perceel. [verzoeker] heeft daarom een spoedeisend belang bij schorsing van het plan.
5.       De voorzieningenrechter zal hierna bezien of aanleiding bestaat voor de verwachting dat de Afdeling in de bodemzaak zal oordelen dat het bestemmingsplan niet in stand blijft (een voorlopige rechtmatigheidsbeoordeling). Dit betekent dat de voorzieningenrechter een voorlopige beoordeling zal verrichten van de beroepsgronden die in de bodemzaak zijn aangevoerd.
Beoordeling verzoek
6.       [verzoeker] betoogt dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan onvoldoende is gemotiveerd en dat daaraan geen deugdelijke belangenafweging ten grondslag is gelegd. Zij voert daartoe aan dat niet goed is gemotiveerd waarom met het plan in afwijking van het beleid een burgerwoning in het buitengebied mogelijk wordt gemaakt. Zij en haar gezin hebben jarenlang geleden onder de overlast, die [partij B] heeft veroorzaakt door op het perceel illegale bedrijfsactiviteiten uit te oefenen, waarover vele procedures zijn gevoerd. Zij vindt het ongerechtvaardigd dat hij nu met deze functiewijziging door de gemeente wordt gecompenseerd. Ook voert zij aan dat het bodemonderzoek "Verkennend bodemonderzoek en asbestonderzoek volgens NEN 5740 en NEN 5897" van De Klinker Milieu en adviesbureau van 1 november 2021, dat aan het bestemmingsplan ten grondslag is gelegd, ondeugdelijk is. De in het bodemonderzoek getrokken conclusie dat de grond geschikt is voor een woonfunctie is niet houdbaar, omdat gedurende diverse jaren illegale stortingen hebben plaatsgevonden op het perceel. Daarom acht zij het reëel dat de bodem vervuild is geraakt. Ook is geen onderzoek gedaan naar de grond onder de loods, aldus [verzoeker].
7.       Wat betreft het mogelijk maken van een burgerwoning in het buitengebied overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
Weliswaar is afgeweken van het algemeen beleid om in beginsel geen woningen in het buitengebied toe te staan, maar het bestemmingsplan is in lijn met het doel van het functieveranderingsbeleid dat door de gemeente Lingewaard voor het buitengebied wordt gehanteerd. Dat beleid is gericht op het verbeteren van de kwaliteit van het buitengebied door agrarische bedrijvigheid in het buitengebied te laten verdwijnen en in ruil daarvoor (burger)woningen mogelijk te maken. Doordat de gronden op het perceel aan de [locatie 1] de bestemming "Agrarisch gebied" hebben kunnen deze gronden nu worden gebruikt voor agrarische bedrijvigheid, een agrarische bedrijfswoning en kan een groot deel van het perceel worden bebouwd met kassen. Met het bestreden bestemmingsplan krijgen deze gronden de bestemming "Wonen" en zijn agrarische bedrijfsactiviteiten op het perceel niet langer toegestaan. De agrarische bedrijvigheid wordt dus wegbestemd en het perceel mag uitsluitend ten behoeve van de woonfunctie worden gebruikt. De raad heeft in de plantoelichting nader toegelicht waarom zij het plan ruimtelijk aanvaardbaar acht. In de plantoelichting staat dat het plan, waarvan het slopen van (agrarische) bebouwing onderdeel vormt, een kwaliteitsimpuls voor het buitengebied oplevert. In de plantoelichting staat dat bij de totstandkoming van het plan zorg is besteed aan de omgevingskwaliteit en leefbaarheid van de directe omgeving. De raad heeft benadrukt dat ten behoeve van de ruimtelijke inpassing van de met het plan voorziene woningen op het andere deel van het plangebied een landschappelijk inpassingsplan is ontwikkeld en dat daartoe in de planregels voorwaardelijke verplichtingen zijn opgenomen. Ter zitting heeft de raad benadrukt dat het plan ook bijdraagt aan de woningvraag in de gemeente.
Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad op basis van de hierboven weergegeven toelichting voldoende gemotiveerd waarom in dit geval in afwijking van het beleid wel woningen in het buitengebied konden worden toegestaan.
Wat betreft het bodemonderzoek overweegt de voorzieningenrechter het volgende. De voorzieningenrechter stelt vast dat dit betoog gaat over de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Bij een beroep tegen de vaststelling van een bestemmingsplan kan een betoog over de uitvoerbaarheid daarvan alleen leiden tot vernietiging van het besluit als de raad redelijkerwijs had moeten inzien dat het bestemmingsplan op voorhand niet uitvoerbaar is. In de enkele stelling dat de bodem ter plaatse vanwege diverse stortingen op het perceel vervuild zou zijn dan wel dat de grond onder de loods niet onderzocht is, heeft de raad geen reden hoeven zien om aan te nemen dat het plan op voorhand niet uitvoerbaar is. Het onderzoek is uitgevoerd door een deskundig bureau conform de normen van het Nederlands Normalisatie Instituut en de Beoordelingsrichtlijnen Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek en de daarbij behorende protocollen.
8.       De voorzieningenrechter ziet in wat [verzoeker] heeft aangevoerd daarom op voorhand geen aanknopingspunt om aan te nemen dat het bestemmingsplan in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. Ook in wat voor het overige is aangevoerd ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor de gevraagde schorsing.
Conclusie
9.       Gelet hierop dient het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening te worden afgewezen.
10.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen
voorzieningenrechter
w.g. Van Loo
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2023
418-947