ECLI:NL:RVS:2020:2894
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en bevestiging uitspraak rechtbank in asielzaak
Op 8 december 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een asielzaak. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 2 september 2020 niet-ontvankelijk was verklaard. De vreemdeling was het niet eens met deze beslissing en had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 10 november 2020 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.E. Muller, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
In de uitspraak van de voorzieningenrechter werd ingegaan op de klachten van de vreemdeling. De voorzieningenrechter oordeelde dat de rechtbank niet voldoende had gemotiveerd waarom herhaald onderzoek van de documenten niet tot een ander oordeel zou leiden. Echter, deze klacht leidde niet tot vernietiging van de uitspraak, omdat de ingediende gecertificeerde versie te laat was om in de procedure te worden meegenomen. Daarnaast werd vastgesteld dat de overige argumenten van de vreemdeling niet tot vernietiging van de uitspraak leidden, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die relevant waren voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 525,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.