ECLI:NL:RVS:2019:3862
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep tegen vreemdelingenbewaring
Op 13 november 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De vreemdeling was op 23 augustus 2019 in bewaring genomen, en had tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 oktober 2019, die het beroep tegen het voortduren van de bewaring ongegrond verklaarde, hoger beroep ingesteld. De rechtbank had ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling werd vertegenwoordigd door mr. W.P.R. Peeters, advocaat te Rijsbergen.
De Raad van State overwoog dat de uitspraak van de rechtbank ging over het voortduren van de maatregel van bewaring, waartegen volgens de wet geen hoger beroep mogelijk is. De Afdeling bestuursrechtspraak stelde vast dat de vreemdeling geen redenen had aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat het hoger beroep toch in behandeling zou worden genomen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er sprake is van een onterecht proces, wat in dit geval niet aan de orde was.
Daarom verklaarde de Afdeling zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.