ECLI:NL:RVS:2019:3779

Raad van State

Datum uitspraak
7 november 2019
Publicatiedatum
7 november 2019
Zaaknummer
201807235/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

Op 30 juli 2018 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 24 augustus 2018 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris heeft vervolgens op 22 mei 2019 opnieuw de aanvraag afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zou worden uitgezet totdat op het beroep was beslist.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek van de vreemdeling beoordeeld. Gezien de omstandigheden en eerdere uitspraken, waaronder een uitspraak van 20 februari 2019, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening toewijsbaar is. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op haar beroep. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 512,00, te betalen voor de rechtsbijstand die door een derde is verleend.

Deze uitspraak is gedaan op 7 november 2019 en is openbaar uitgesproken. De voorzieningenrechter, mr. A.W.M. Bijloos, heeft de beslissing in aanwezigheid van de griffier, mr. J.E. Engelhart, vastgesteld.

Uitspraak

201807235/2/V2.
Datum uitspraak: 7 november 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [de vreemdeling] om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van onder meer:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 24 augustus 2018 in zaak nr. NL18.14289 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 30 juli 2018 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 24 augustus 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 22 mei 2019 heeft de staatssecretaris de aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, opnieuw afgewezen.
Het tegen dit besluit door de vreemdeling bij de rechtbank ingestelde beroep en verzoek om een voorlopige voorziening heeft de rechtbank doorgezonden aan de Afdeling.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat zij niet wordt uitgezet voordat op het beroep is beslist en dat haar gedurende die periode opvang en verstrekkingen voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers worden geboden.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, komt het verzoek, in het licht van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:457, op na te melden wijze voor toewijzing in aanmerking.
3.    De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling niet wordt uitgezet, totdat op het door haar ingestelde beroep is beslist;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Engelhart, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Engelhart
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2019
643.