ECLI:NL:RVS:2019:3064
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot machtiging tot voorlopig verblijf
Op 5 september 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een aanvraag van twee vreemdelingen om een machtiging tot voorlopig verblijf, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 17 juli 2017 was afgewezen. De vreemdelingen maakten bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 7 januari 2019 door de staatssecretaris opnieuw ongegrond verklaard. Hierop hebben de vreemdelingen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 24 juli 2019 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg binnen tien weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft in zijn beslissing bepaald dat de staatssecretaris geen nieuw besluit hoeft te nemen op het bezwaar van de vreemdelingen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Deze uitspraak is gedaan in het kader van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, dat de mogelijkheid biedt om een voorlopige voorziening te treffen in afwachting van de uitkomst van een hoger beroep. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 5 september 2019.