ECLI:NL:RVS:2013:1576
Raad van State
- Hoger beroep
- A.W.M. Bijloos
- A.J. Soede
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing handhaving rookgasafvoerkanaal in Heerenveen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant A] en [appellant B] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 26 februari 2013 hun beroep ongegrond verklaarde. Het geschil betreft de afwijzing door het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen van hun verzoek om handhavend op te treden tegen het gebruik van een rookgasafvoerkanaal op de woning van [belanghebbende] op het perceel [locatie] te Heerenveen. De rechtbank had geoordeeld dat het college zich op basis van het verrichte onderzoek in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen sprake was van hinderlijke of schadelijke rookoverlast.
De feiten van de zaak zijn als volgt: op 11 oktober 2011 heeft het college het verzoek van [appellant A] en [appellant B] afgewezen. Hiertegen maakten zij bezwaar, dat op 27 maart 2012 ongegrond werd verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing, maar [appellant A] en [appellant B] waren het hier niet mee eens en gingen in hoger beroep. Tijdens de zitting op 3 september 2013 werd het onderzoek naar de rookoverlast besproken, waarbij het college meerdere controles had uitgevoerd in de periode van oktober 2010 tot en met december 2012. De resultaten van deze controles toonden aan dat er slechts sporadisch rook en geur waarneembaar waren, en dat de situatie niet als hinderlijk of schadelijk kon worden gekwalificeerd.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het college op basis van de resultaten van het onderzoek had kunnen besluiten om niet handhavend op te treden. De door [appellant A] en [appellant B] ingebrachte argumenten over de onvolledigheid van het onderzoek en de noodzaak van een piepsysteem werden niet overtuigend bevonden. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.