201007803/1/R1.
Datum uitspraak: 19 oktober 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Eijsden, gemeente Eijsden-Margraten,
de raad van de gemeente Eijsden, thans gemeente Eijsden-Margraten,
verweerder.
Bij besluit van 27 april 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 augustus 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 september 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. P.M.E.P.J. Joosten, werkzaam bij Arvalis, en de raad, vertegenwoordigd door mr. F.J.P. Baur, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. [appellant] komt op tegen het plandeel voor het perceel Kapelkesstraat 70-70a (hierna: het perceel) met de bestemming "Agrarisch met waarden" en de aanduiding "wro-zone-wijzigingsgebied".
[appellant] exploiteert vanuit de [locatie] een bedrijf met een totaal areaal van ruim 10 hectare fruitplantage. Daarvan is ongeveer 4 hectare gelegen op de percelen evenwijdig aan de Kapelkesstraat.
2.2. [appellant] betoogt dat zijn bedrijfsvoering zal worden belemmerd indien gebruik wordt gemaakt van de aan het perceel toegekende wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van de bestemming "Wonen". [appellant] brengt naar voren dat de fruitbomen op zijn bedrijf machinaal worden besproeid met gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen met een frequentie van ongeveer 40 keer per jaar. Volgens [appellant] dient daarvoor een spuitzone van 50 meter te worden gehanteerd, waarbij hij wijst op onder meer de uitspraak van de Afdeling van 23 februari 2005 in zaak nr. 200401868/1 en van 15 februari 2006 in zaak nr.
200504921/1. Volgens [appellant] heeft de raad ten onrechte niet gemotiveerd dat ondanks de spuitcirkel van zijn bedrijf op korte afstand woningbouw mogelijk kan worden gemaakt. Gelet op de aanwezigheid van zijn bedrijf valt niet te verwachten dat binnen de planperiode tot realisering van de wijzigingsbevoegdheid zal kunnen worden overgegaan, aldus [appellant].
2.3. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat vanwege bedrijfsverplaatsing in het kader van de BOM+regeling is vastgelegd dat aan het perceel een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van de bestemming "Wonen" zou worden opgenomen. De raad wijst erop dat ten behoeve van de invulling van de wijzigingsbevoegdheid voorwaarden zijn opgenomen waaraan bij de vaststelling van een wijzigingsplan moet worden voldaan. Eerst op dat moment kan worden bepaald in hoeverre een goed woon- en leefklimaat in de nieuw te realiseren woningen kan worden gegarandeerd, zo stelt de raad. Volgens de raad zou ook bij voortbestaan van het bedrijf een goed woon- en leefklimaat bij de door middel van de wijzigingsbevoegdheid te realiseren woningen kunnen worden voorzien, nu de diepte van de te realiseren bouwkavels varieert tussen de 60 en 77 meter en de aan te houden afstand van 50 meter tot de fruitplantage kleiner kan worden indien maatregelen worden getroffen om spuithinder te verminderen, aldus de raad.
2.4. Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) kan bij een bestemmingplan worden bepaald dat het college van burgemeester en wethouders binnen bij het plan te bepalen grenzen het plan kan wijzigen.
2.5. Ingevolge artikel 6, lid 6.7.4, van de planregels kan het college van burgemeester en wethouders uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied" de bestemming "Agrarisch met waarden" wijzigen in de bestemming "Wonen", ten behoeve van de realisering van woningen, mits:
- aangrenzende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en belangen, dan wel functies niet onevenredig worden aangetast of in hun mogelijkheden beperkt;
- de toename van het aantal woningen past binnen het woningbouwprogramma behorende bij de Regionale Woonvisie, of een daarvoor in de plaats tredend beleidskader;
- de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de te realiseren woningen gegarandeerd kan worden;
- uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
- de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), met dien verstande dat:
a. ten hoogste 4 woningen mogen worden gebouwd;
b. de situering en omvang van de woningen zal worden vastgelegd door het aangeven van bouwvlakken;
c. bij wijziging voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 22 van deze regels.
2.6. De Afdeling stelt voorop dat met het opnemen van wijzigingsbevoegdheden in een plan de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemmingen binnen de gebieden waarop die wijzigingsbevoegdheden betrekking hebben, in beginsel als een gegeven kan worden beschouwd.
2.7. De wijzigingsbevoegdheid die het mogelijk maakt te voorzien in woningen, is gelegen op gronden direct aansluitend aan de gronden waarop de fruitplantage van [appellant] is gelegen. Weliswaar zijn in artikel 6, lid 6.7.4 van de planregels voorwaarden opgenomen waaraan een wijzigingsplan ten behoeve van de bestemming "Wonen" moet voldoen, maar bij de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid als de onderhavige moet ervan uit worden gegaan dat het realiseren van woningen op deze gronden in beginsel aanvaardbaar is. De Afdeling is van oordeel dat de raad zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de gevolgen van de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid voor de bedrijfsvoering van [appellant] en het woon- en leefklimaat in de voorziene woningen. De stelling van de raad dat de bestemming is opgenomen vanwege een bedrijfsverplaatsing in het kader van de BOM+regeling kan niet als een weerlegging van het betoog van [appellant] worden aangemerkt, nu daarmee niet wordt ingegaan op diens belangen. De Afdeling stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de aan te houden afstand tussen een fruitteeltbedrijf waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt en gevoelige objecten in beginsel 50 meter is. Voorts stelt de Afdeling vast dat het perceel waaraan de wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van woningbouw is toegekend grotendeels binnen een afstand van 50 meter van de fruitplantage van [appellant] is gelegen. De raad heeft evenwel op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt wat de effecten van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op de gronden van [appellant] op het perceel en de daarop voorziene woningen zijn. De enkele stelling dat een kleinere afstand dan 50 meter kan worden aangehouden indien maatregelen worden getroffen om spuithinder te verminderen, heeft de raad in de stukken op geen enkele wijze geconcretiseerd. Evenmin is inzichtelijk geworden wat de gevolgen daarvan voor de bedrijfsvoering van [appellant] zouden kunnen zijn. De enkele ter zitting door de raad gedane suggestie dat een afscheiding zou kunnen worden aangebracht, bijvoorbeeld door coniferen, of dat andere gewasbeschermingsmiddelen zouden kunnen worden gebruikt, kan, wat daar ook van zij, niet als een onderbouwing van het standpunt van de raad worden aangemerkt. Gelet hierop oordeelt de Afdeling dat de raad de ruimtelijke aanvaardbaarheid en de uitvoerbaarheid van de wijzigingsbevoegdheid onvoldoende heeft onderbouwd.
In het licht van het vorenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding om op de overige door [appellant] tegen dit plandeel ingebrachte beroepsgronden in te gaan.
2.8. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aanduiding "wro-zone-wijzigingsgebied" voor het perceel Kapelkesstraat 70-70a strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep is in zoverre gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3.1 van de Wro te worden vernietigd.
2.9. [appellant] heeft zich in het beroepschrift ten aanzien van andere plandelen beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze.
In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant] heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn. Het beroep is in zoverre ongegrond.
2.10. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Eijsden, thans gemeente Eijsden-Margraten van 27 april 2010 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied" voor zover het betreft de aanduiding "wro-zone-wijzigingsgebied" voor het perceel Kapelkesstraat 70-70a;
III. verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Eijsden, thans gemeente Eijsden-Margraten tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 924,31 (zegge: negenhonderdvierentwintig euro en eenendertig cent), waarvan € 874,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Eijsden, thans gemeente Eijsden-Margraten aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en drs. W.J. Deetman, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Wijers, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Wijers
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2011