ECLI:NL:RVS:2007:BB4669

Raad van State

Datum uitspraak
24 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200705096/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van last onder dwangsom wegens overtreding geluidgrenswaarden

In deze zaak heeft de Raad van State op 24 september 2007 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die in bezwaar ging tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Overijssel, had een last onder dwangsom opgelegd gekregen vanwege overtreding van geluidgrenswaarden die waren vastgesteld in de revisievergunning van 6 maart 2007 en de oprichtingsvergunning van 14 januari 1999. De last hield in dat de overtreding binnen drie maanden beëindigd diende te worden, met een dwangsom van € 25.000,- per keer, tot een maximum van € 100.000,-. Verzoekster stelde dat er geen technisch haalbare en betaalbare maatregelen waren om aan de geluidgrenswaarden te voldoen, en vroeg om wijziging van deze voorschriften. Tijdens de zitting op 3 september 2007, waar verzoekster werd vertegenwoordigd door haar advocaat en enkele andere personen, werd de zaak behandeld. De Voorzitter van de Raad van State, W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, oordeelde dat er aanleiding was om het bestreden besluit te schorsen, totdat er uitspraak was gedaan in de bodemprocedure over de revisievergunning. De Voorzitter oordeelde dat de overtreding van de geluidgrenswaarden niet in geschil was, maar dat verzoekster nog nader onderzoek diende te verrichten naar mogelijke maatregelen. De beslissing omvatte ook een veroordeling van de provincie Overijssel tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan verzoekster.

Uitspraak

200705096/1.
Datum uitspraak: 24 september 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 29 mei 2007 heeft verweerder aan verzoekster een last onder dwangsom opgelegd vanwege overtreding van de voorschriften 4.1.1 en 4.2.10 van de revisievergunning van 6 maart 2007 dan wel van de voorschriften A.5.1, tweede lid, en A.5.2, tweede lid, van de oprichtingsvergunning van 14 januari 1999. De overtreding dient binnen drie maanden vanaf de dag van verzending van dit besluit te worden beëindigd op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 25.000,- per keer, echter niet vaker dan eenmaal per maand, met een maximum van € 100.000,- respectievelijk € 10.000,- per keer, echter niet vaker dan eenmaal per maand, met een maximum van € 40.000,-.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Bij brief van 20 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 september 2007, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. B.J.Th. Bouma, advocaat te Enschede, J. Zandbergen, M.J.M. Blankfort, J.H. Bel en F. Hendrix, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.N.L. Klappe, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn als partij gehoord [partijen].
2.    Overwegingen
2.1.    Verzoekster richt zich tegen het bestreden besluit, voor zover hierbij een last onder dwangsom is opgelegd wegens het niet naleven van het aan de revisievergunning van 6 maart 2007 verbonden voorschrift 4.1.1 respectievelijk het aan de oprichtingsvergunning van 14 januari 1999 verbonden voorschrift A.5.1. In deze voorschriften zijn grenswaarden gesteld voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau respectievelijk het equivalente geluidniveau vanwege het in werking zijn van de inrichting in de representatieve bedrijfssituatie.
2.1.1.    Niet in geschil is dat verzoekster deze geluidgrenswaarden ten tijde van het nemen van het bestreden besluit niet naleefde. Uit een notitie van Cauberg-Huygen van 13 juli 2007 volgt volgens verzoekster dat geen technisch haalbare en betaalbare voorzieningen denkbaar zijn die een einde kunnen maken aan de overtreding van genoemde geluidgrenswaarden. Of deze stellingname juist is, is thans nog onderwerp van nader onderzoek. Verzoekster heeft verweerder bij brief van 16 juli 2007 verzocht om de gestelde geluidgrenswaarden in voorschrift 4.1.1 te wijzigen en heeft tevens beroep ingesteld tegen genoemd besluit tot het verlenen van een revisievergunning, waarbij zij onder meer bezwaar heeft gemaakt tegen de hierin gestelde geluidgrenswaarden.
2.1.2.    Verweerder stelt zich op het standpunt dat de overtreding van voorschrift 4.1.1 beëindigd moet worden, maar kan zich er in vinden dat verzoekster nog nader onderzoek verricht naar mogelijke maatregelen om de in voorschrift 4.1.1 opgenomen geluidgrenswaarden te kunnen naleven.
Verzoekster heeft ter zitting toegezegd uiterlijk op 15 oktober 2007 het rapport van het akoestisch onderzoek aan verweerder over te zullen leggen.
2.1.3.    Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding om het bestreden besluit, voor zover hierbij aan verzoekster een last onder dwangsom wordt opgelegd wegens overtreding van het aan de revisievergunning verbonden voorschrift 4.1.1 dan wel het aan de oprichtingsvergunning van 14 januari 1999 verbonden voorschrift A.5.1, te schorsen totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure over het besluit van verweerder van 6 maart 2007 tot verlening van een revisievergunning (zaaknummer 200702912/1).
2.2.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Overijssel van 29 mei 2007, kenmerk 2007/0388087, voor zover hierbij een last onder dwangsom is opgelegd wegens overtreding van het aan de revisievergunning van 6 maart 2007 verbonden voorschrift 4.1.1 dan wel het aan de oprichtingsvergunning van 14 januari 1999 verbonden voorschrift A.5.1, tot het moment dat uitspraak is gedaan in de bodemprocedure over het besluit van 6 maart 2007 tot verlening van een revisievergunning (zaaknummer 200702912/1);
II.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Overijssel tot vergoeding van bij verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Overijssel aan verzoekster onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III.    gelast dat de provincie Overijssel aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Heijerman, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd    w.g. Heijerman
Voorzitter     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2007
255-495.