ECLI:NL:RBZWB:2025:978

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
02-176710-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring stalking, bedreiging en misbruik maken van persoonsgegevens ex-partner

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 februari 2025, is de verdachte beschuldigd van stalking, bedreiging en misbruik van persoonsgegevens van zijn ex-partner. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 7 februari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte vier feiten: stalking van de aangeefster in de periode van 4 tot en met 29 mei 2024, bedreiging op 29 mei 2024, mishandeling op 25 april 2024, en misbruik van persoonsgegevens op 17 september 2023 en 5 mei 2024. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte het eerste feit, stalking, en het tweede feit, bedreiging, wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van het derde feit, mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was voor letsel of pijn. Het vierde feit, misbruik van persoonsgegevens, werd ook bewezen verklaard. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 90 dagen op, waarvan 62 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De benadeelde partij, de ex-partner, vorderde schadevergoeding, waarvan een deel werd toegewezen en een deel niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ernstige feiten die een inbreuk maakten op de persoonlijke vrijheid en levenssfeer van de aangeefster.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-176710-24
vonnis van de meervoudige kamer van 21 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],geboren op [geboortedag] 1985 te [plaats 1],
wonende te [woonadres],
raadsman mr. R. Wouters, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 februari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
[aangeefster] in de periode van 4 mei 2024 tot en met 29 mei 2024 heeft gestalkt;
[aangeefster] op 29 mei 2024 heeft bedreigd;
[aangeefster] op 25 april 2024 heeft mishandeld;
misbruik heeft gemaakt van de persoonsgegevens van [aangeefster] op 17 september 2023 en 5 mei 2024.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de vier ten laste gelegde feiten heeft begaan. Zij baseert zich hierbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van het eerste, met uitzondering van de laatste twee gedachtestreepjes, en het tweede ten laste gelegde feit. Deze feiten heeft verdachte bekend. Het derde feit op de tenlastelegging kan niet worden bewezen. Bij de vermeende mishandeling is namelijk geen sprake van pijn of letsel en is er onvoldoende steunbewijs voor de aangifte. Ook van het laatste ten laste gelegde feit dient verdachte te worden vrijgesproken. Hij heeft namelijk geen account aangemaakt bij kinky.nl, maar slechts het contactformulier ingevuld en van het gebruik van Klarna weet hij niets.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte en aangeefster hadden vanaf januari 2023 een relatie. De relatie was aan te merken als knipperlichtrelatie en uiteindelijk is deze op 4 mei 2024 definitief beëindigd door aangeefster. Op deze dag heeft tevens een stopgesprek met verdachte plaatsgevonden.
Verdachte heeft aangeefster na het beëindigen van de relatie veelvuldig gebeld, berichten gestuurd, e-mails en brieven toegezonden en zich opgehouden bij haar woning. Hoewel het een relatief korte periode betreft, 4 mei 2024 tot en met 29 mei 2024, is de toon, de aard en de intensiteit van de gedragingen van verdachte buitensporig. Zo heeft verdachte in twee weken tijd bijna 2000 keer naar aangeefster gebeld en op één dag zelfs 559 keer. Verdachte bekent dat hij de hiervoor genoemde gedragingen heeft verricht. Verdachte ontkent zich meermaals opgehouden te hebben bij de woning van de moeder van aangeefster. De rechtbank volgt dit niet. De moeder van aangeefster verklaart dat zij verdachte meerdere keren langs haar woning heeft zien rijden op momenten dat aangeefster bij haar op bezoek was. Verder volgt uit het logboek van aangeefster dat op 22 mei 2024 verdachte tweemaal bij de woning van haar moeder is gezien. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van dit logboek, te meer omdat de inhoud van dit logboek niet door verdachte is betwist. De rechtbank ziet bovendien niet in waarom het ophouden bij de woning van de moeder geen onderdeel zou zijn van de belaging. Het benadrukt juist de intensiteit daarvan. Verdachte gaat daarmee zo ver in het proberen af te dwingen van een reactie van aangeefster, dat hij haar moeder heeft betrokken. De rechtbank stelt daarnaast op basis van het dossier en de verklaring van verdachte ter zitting vast dat hij berichten aan de moeder van aangeefster heeft verzonden, zij het dat dit niet via de applicatie WhatsApp is gedaan maar via Facebook-Messenger. Ten aanzien van dit onderdeel van de tenlastelegging, acht de rechtbank wel bewezen dat deze berichten zijn verstuurd, maar niet dat dit meermalen is gebeurd en evenmin dat dit via WhatsApp is gebeurd.
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van verdachte tezamen, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest met het oogmerk haar te dwingen iets te doen (contact opnemen), te dulden (het aanvaarden van contact) en vrees aan te jagen.
De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.
Feit 2
De rechtbank acht op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte het tweede feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
De rechtbank stelt op grond van de aangifte en de verklaring van verdachte ter zitting vast dat er op 24 april 2024 een ruzie heeft plaatsgevonden tussen verdachte en aangeefster. Verdachte heeft aangeefster geduwd en als gevolg hiervan is zij op het bed gevallen. Aangeefster verklaart op 29 januari 2025 tegenover de politie dat zij pijn en letsel heeft opgelopen door deze ruzie. Zij had een blauwe plek op haar arm en plekken in haar hals. Deze zouden, volgens aangeefster, zijn veroorzaakt door het vastpakken van haar keel en het knijpen in haar arm. Hoewel vaststaat dat verdachte aangeefster heeft geduwd, staat niet vast dat er ten gevolge van deze duw letsel of pijn is ontstaan bij aangeefster. Hierbij betrekt de rechtbank ook dat aangeefster door de duw op het bed is gevallen. Een val op een dergelijke ondergrond zou in beginsel weinig tot geen pijn of letsel op (hoeven) leveren. De rechtbank acht het derde ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Feit 4
Verdachte heeft persoonsgegevens van aangeefster ingevuld op kinky.nl en hiermee een account willen aanmaken. Aangeefster ontving een e-mail van kinky.nl met de melding dat er een account is aangemaakt en het verzoek om haar account te bevestigen. De verdediging is van mening dat er geen sprake is van het aanmaken van een account en dat het slechts invullen van gegevens op een website niet onder het bereik van artikel 231b van het Wetboek van Strafrecht (Sr) valt. De rechtbank volgt dit niet. Door het invullen van de persoonsgegevens van aangeefster zonder haar toestemming, heeft verdachte misbruik gemaakt van haar gegevens. De inschrijving had nadeel, in de vorm van reputatieschade, kunnen opleveren voor aangeefster. De verdediging stelt dat er geen nadeel had kunnen ontstaan, omdat aangeefster de inschrijving moest bevestigen. De verdediging gaat dan echter voorbij aan de essentie van het genoemde wetsartikel, namelijk dat het oogmerk van verdachte gericht was op het misbruiken van de identiteit van aangeefster, en dat daardoor enig nadeel kon ontstaan door haar zonder haar toestemming op de website in te schrijven. Dat de inschrijving niet is voltooid, doet niets af aan zijn oogmerk en het mogelijke nadeel van de aanmelding. Ditzelfde geldt voor de poging van verdachte om op 5 mei 2024 goederen te bestellen en op naam van aangeefster via het platform Klarna te betalen. Volgens verdachte had hij geen slechte bedoelingen bij zijn handelen, maar dit acht de rechtbank niet geloofwaardig gelet op de periode waarin dit heeft plaatsgevonden. De relatie was destijds namelijk beëindigd en er werd door aangeefster geen contact meer gewenst. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het vierde ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 04 mei 2024 tot en met 29 mei 2024 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster], door:
- meermalen telefonisch contact op te nemen met die [aangeefster] en die [aangeefster] anoniem te bellen,
- die [aangeefster] meermalen brieven te sturen en die brieven door de brievenbus bij de woning van die [aangeefster] te doen,
- meermalen zich op te houden in de straat [straat] te [plaats 2], gemeente Veere, in de nabijheid van de woning van die [aangeefster],
- meermalen door de straat van die [aangeefster] te rijden,
- die [aangeefster] (telkens ongevraagd en/ tegen haar wil veelvuldig (al dan niet in de nachtelijke uren) berichten te sturen (per e-mail) met een dwingende en intimiderende en beledigende en dreigende inhoud,
- zich meermalen te begeven nabij de woning van de moeder van die [aangeefster] en
- berichten te sturen naar de moeder van die [aangeefster],
met het oogmerk die [aangeefster], te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen.
2
op 29 mei 2024 in Nederland, [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting, door die [aangeefster] (per e-mail) dreigend de woorden toe te voegen “Ik gooi een brandbom in je woning” en “Ik sla je kop van je romp”.
4
op 17 september 2023 en 5 mei 2024 in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten:
- de voornaam en achternaam en e-mailadres van [aangeefster] heeft gebruikt en
- door zich voor te doen als [aangeefster] en met voornoemde persoonsgegevens diverse goederen, althans enig goed, te bestellen middels Klarna en aan te melden voor de
website Kinky.nl, met het oogmerk de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 90 dagen waarvan 64 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast verzoekt zij de voorwaarden op te leggen zoals genoemd in het reclasseringsrapport, waaronder de meldplicht, de ambulante behandeling en begeleiding en een contact- en locatieverbod (zonder elektronische monitoring). Daarnaast vordert zij een taakstraf van 240 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat een gevangenisstraf, zowel voorwaardelijk als onvoorwaardelijk, gelet op de reeds ondergane dagen dat verdachte heeft vastgezeten en vanwege de enkelband die hij al enkele maanden draagt niet (langer) passend is. Bovendien heeft verdachte meegewerkt aan therapie en behandeling en houdt hij zich aan het toezicht vanuit de reclassering. Ook met inachtneming van het reclasseringsrapport verzoekt de verdediging een taakstraf op te leggen, waaronder een deel voorwaardelijk zodat de bijzondere voorwaarden aan de straf kunnen worden verbonden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan stalking van aangeefster, zijn ex-partner, na het verbreken van hun relatie. Daarnaast heeft hij aangeefster bedreigd en misbruik gemaakt van haar persoonsgegevens. Dit zijn ernstige feiten die een inbreuk maken op de persoonlijke vrijheid en levenssfeer van aangeefster en die haar bovendien gevoelens van angst en onrust hebben gegeven zoals ook volgt uit haar slachtofferverklaring.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van 27 december 2024 van verdachte, waaruit naar voren komt dat hij eerder met justitie in aanraking is geweest. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 31 januari 2025, waaruit blijkt dat de reclassering een positieve ontwikkeling ziet bij verdachte. Hij heeft zijn praktische leefgebieden zoals werk, huisvesting en inkomen op orde en hij heeft de afgelopen maanden therapieën zoals agressieregulatie en EMDR gevolgd. Desondanks ziet de reclassering een mogelijk risico in het psychosociaal functioneren van verdachte, ook omdat hij niet in lijkt te zien dat zijn delictgedrag relevant is voor zijn nieuwe relatie. De reclassering adviseert een straf met de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: meldplicht, ambulante behandeling en begeleiding en een contact- en locatieverbod (zonder elektronische monitoring).
Straf
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten van dusdanige ernst dat een gevangenisstraf op zijn plaats is. Hoewel de periode van de stalking relatief beperkt is, is de frequentie en intensiteit hiervan buitensporig. De rechtbank ziet aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Niet alleen omdat de officier van justitie bij haar eis is uitgegaan van een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten en de rechtbank enkel het eerste, derde en vierde feit bewezen acht, maar ook vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte, in het bijzonder de omstandigheid dat verdachte de afgelopen zes maanden met een enkelband heeft gelopen. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest passend. Daarnaast legt de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf op. De rechtbank beoogt daarmee verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en daarnaast het opleggen van bijzondere voorwaarden met reclasseringstoezicht mogelijk te maken. Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank ook een taakstraf passend.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van 90 dagen waarvan 62 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf van 120 uren opleggen.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [aangeefster] vordert een schadevergoeding van € 9.465,88, waarvan € 6.965,88 materiële schade en € 2.500,- immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte feit 1, feit 2 en feit 4 heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De materiële schade
De benadeelde partij heeft de vordering met betrekking tot de materiële schade met stukken onderbouwd. De verdediging heeft deze schade gemotiveerd betwist. De rechtbank is van oordeel dat meer inlichtingen en nader debat nodig zijn om te kunnen beoordelen of, en in hoeverre, dit deel van de vordering voor toewijzing in aanmerking komt. Het verkrijgen van dergelijke inlichtingen en voeren van een nader debat over deze schade leveren naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafproces op. Gelet hierop zal de rechtbank ook geen gebruik maken van de schattingsbevoegdheid. Om die reden zal het deel van de vordering dat ziet op de materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan haar vordering voor dit deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De immateriële schade
De benadeelde partij heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezen verklaarde handelen van verdachte. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt dat er bij de benadeelde sprake is van PTSS. Door de verdediging is niet betwist dat de benadeelde partij (enige) schade heeft geleden, er is echter wel verzocht om deze schade vast te stellen op een lager bedrag, namelijk € 750,-. Gelet op de duur, aard en intensiteit van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, alsmede de bedragen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn toegekend, acht de rechtbank een vergoeding van een bedrag van € 1.250,- billijk, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening. Voor het overige deel van deze vordering zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. De rechtbank zal over het toegewezen schadebedrag de wettelijke rente toewijzen, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 231b, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het derde ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:belaging;
feit 2:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met brandstichting;
feit 4:opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 90 (negentig) dagen, waarvan 62 (tweeënzestig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich op afspraken met de reclassering meldt, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak.
* dat verdachte zich laat behandelen door Forensische Zorg Zeeland (FZZ) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
* dat verdachte zich laat begeleiden door Maatschappelijke Justitiële Dienstverlening (MJD) van Emergis of een soortgelijke dienstverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de dienstverlener geeft voor de begeleiding.
* dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met aangeefster ([aangeefster]) heeft of zoekt, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
* dat verdachte zich niet in het dorp [plaats 2] bevindt, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
-
van rechtswegegelden voorts als voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 (honderdtwintig) uren;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangeefster]van
€ 1.250,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangeefster], € 1.250,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
22 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. G.H. Nomes en mr. J.B. Polak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.A. Lequin, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 februari 2025.
Mr. Nomes is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij in of omstreeks 04 mei 2024 tot en met 29 mei 2024 te [plaats 2],
gemeente Veere, en/of Middelburg
althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster]
,
door:
- ( meermalen) telefonisch contact op te nemen met die [aangeefster] en/of
die [aangeefster] anoniem te bellen,
- die [aangeefster] (meermalen) brieven te sturen en/of die brieven door de
brievenbus bij de woning van die [aangeefster] te doen/stoppen,
- ( meermalen) zich op te houden in de [straat]
te [plaats 2], gemeente Veere, in de nabijheid van de
woning van die [aangeefster],
- ( meermalen) door de straat van die [aangeefster] te rijden,
- die [aangeefster] (telkens) ongevraagd en/of tegen haar wil veelviildig (al
dan niet in de nachtelijke uren) berichten te sturen (per e-mail) met een
dwingende en/of intimiderende en/of beledigende en/of dreigende
inhoud,
- zich (meermalen) te begeven nabij de woning van de moeder van die
[aangeefster] en/of
- ( meermalen) berichten via Whatsapp te sturen naar de moeder van die
[aangeefster],
met het oogmerk die [aangeefster], te dwingen iets te doen, niet te doen, te
dulden en/of vrees aan te jagen;
(art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 29 mei 2024 te [plaats 2], gemeente Veere en/of
Middelburg, althans in Nederland,
[aangeefster] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling
en/of met brandstichting,
door die [aangeefster] (per e-mail) dreigend de woorden toe te
voegen “Ik gooi een brandborn in je woning” en/of “Ik sla je kop van je
romp”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 25 april 2024 te [plaats 2], gemeente Veere en/of
Middelburg, althans in Nederland,
zijn levensgezel, [aangeefster],
heeft mishandeld door die [aangeefster] meermalen, althans eenmaal, vast
te pakken/duwen waardoor die [aangeefster] ten val op het bed is gekomen;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 10 Wetboek
van Strafrecht)
4
hij op of omstreeks 17 september 2023 en/of 5 mei 2024 te [plaats 2],
gemeente Veere en/of Middelburg, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk
identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische
persoonsgegevens, van een ander te weten:
- de voornaam en/of achternaam en/of geboortedatum en/of adres
en/of geslacht en/of rekeningnummer (IBAN-nummer) en/of
e-mailadres van [aangeefster] heeft gebruikt en/of
- door zich voor te doen als [aangeefster] en met voornoemde
persoonsgegevens diverse goederen, althans enig goed, te bestellen
middels Klarna (en/of andere websites) en/of aan te melden voor de
website Kinky.nl, althans een (of meerdere) website(s),
met het oogmerk om zijn/haar identiteit te verhelen en/of de identiteit
van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon
ontstaan;
art 231b Wetboek van Strafrecht)