ECLI:NL:RBROT:2022:2603
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering op grond van verblijf in het buitenland
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Rotterdamse, en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Eiseres ontving sinds 23 juni 2020 een bijstandsuitkering op basis van de kostendelersnorm voor twee personen. Verweerder heeft op 29 maart 2021 het recht op bijstand van eiseres opgeschort, en op 26 april 2021 en 28 april 2021 zijn besluiten genomen die leidden tot de intrekking van de bijstandsuitkering met terugwerkende kracht. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, omdat zij van mening was dat er sprake was van zeer dringende redenen die haar recht op bijstand zouden rechtvaardigen, ondanks haar verblijf in het buitenland.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres langer dan de toegestane vier weken per kalenderjaar in het buitenland heeft verbleven, wat in strijd is met artikel 13, eerste lid, aanhef en onder e, van de Participatiewet. Eiseres heeft aangevoerd dat haar situatie vergelijkbaar is met de toeslagenaffaire en dat de menselijke maat uit het oog is verloren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een acute noodsituatie of behoeftige omstandigheden die alleen met bijstandsverlening konden worden verholpen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.