ECLI:NL:RBNHO:2024:11326

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
11290283 \ VV EXPL 24-69
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning en schadevergoeding na ontzegging toegang

In deze zaak vordert de verhuurder, Stichting Zaandams Volkswoning, ontruiming van een huurwoning. De vordering wordt toegewezen omdat de huurder zich heeft neergelegd bij het einde van de huurovereenkomst, maar verzoekt om een langere ontruimingstermijn. De tegenvordering van de huurder om schadevergoeding wordt deels toegewezen, omdat de verhuurder ten onrechte de toegang tot de huurwoning heeft ontzegd. De procedure begon met een dagvaarding en een mondelinge behandeling op 18 september 2024. De feiten tonen aan dat de verhuurder sinds 7 september 2015 de woning verhuurt aan de huurder, die sinds januari 2024 overlast veroorzaakt. De verhuurder ontzegt de huurder op 7 maart 2024 de toegang tot de woning, wat leidt tot de vordering tot ontruiming. De kantonrechter oordeelt dat de verhuurder een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, maar kent de huurder een ontruimingstermijn van twee maanden toe. De vordering tot gebruiksvergoeding wordt afgewezen, omdat de huurder geen toegang had tot de woning. De tegenvordering van de huurder tot schadevergoeding wordt gedeeltelijk toegewezen, waarbij de kantonrechter de schade voorlopig op € 2.000,00 schat. De proceskosten worden toegewezen aan de huurder, die € 50,00 aan kosten vergoed krijgt.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zaanstad
Zaaknummer: 11290283 \ VV EXPL 24-69
Vonnis in kort geding van 2 oktober 2024
in de zaak van
de stichting
STICHTING ZAANDAMS VOLKSHUISVESTING,
te Zaandam,
eisende partij
hierna te noemen: ZVH,
gemachtigde: mr. A. Ekkel,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.
De zaak in het kort
In deze zaak vordert een verhuurder ontruiming van een huurwoning. Die vordering wordt toegewezen, omdat de huurder zich neerlegt bij een einde van de huurovereenkomst, op verzoek van de huurder op een langere ontruimingstermijn. De tegenvordering van de huurder om de verhuurder tot schadevergoeding te veroordelen, wordt deels toegewezen, omdat de verhuurder ten onrechte de toegang tot de huurwoning heeft ontzegd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de akte wijziging c.q. vermeerdering van eis
- de mondelinge behandeling van 18 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
ZVH verhuurt met ingang van 7 september 2015 de woning aan het adres [adres 1] in [plaats] (hierna: de woning) aan [gedaagde] . Vanaf 9 november 2020 verhuurt ZVH aan [gedaagde] ook een parkeerplek gelegen aan de [adres 2] in [plaats] (hierna: de parkeerplek).
2.2.
In de periode 29 januari 2024 tot en met 25 maart 2024 heeft ZVH diverse meldingen ontvangen van omwonenden over overlast die [gedaagde] zou veroorzaken. Op 29 februari 2024 heeft een buurvrouw melding gemaakt van een incident. [gedaagde] is die dag door een arrestatieteam uit de woning gehaald.
2.3.
Bij brief van 7 maart 2024 heeft ZVH [gedaagde] de toegang tot de woning en het complex waar de woning deel van uitmaakt, ontzegd. [gedaagde] heeft zich gehouden aan die ontzegging en is sindsdien niet teruggekeerd naar de woning en de parkeerplek.

3.Het geschil

3.1.
ZVH vordert ontruiming van de woning en de parkeerplek. Ook vordert ZVH veroordeling van [gedaagde] in een maandelijkse gebruiksvergoeding vanaf 7 maart 2024 en in de ontruimingskosten. ZVH legt aan de vordering – samengevat – het volgende ten grondslag. [gedaagde] veroorzaakt sinds januari 2024 aanzienlijke overlast en handelt daarmee in strijd met zijn contractuele en wettelijke verplichtingen. Deze tekortkomingen kunnen niet meer ongedaan gemaakt worden. Instandhouding van de huurovereenkomst kan daarom niet van ZVH worden gevergd. De belangen van ZVH dienen te prevaleren boven de belangen van [gedaagde] .
3.2.
[gedaagde] voert gedeeltelijk verweer. Hij legt zich neer bij een einde van de huurovereenkomsten, maar wil niet op korte termijn worden ontruimd. [gedaagde] verzoekt om een ruimere ontruimingstermijn dan de drie gevorderde dagen. [gedaagde] betwist dat hij vanaf 7 maart 2024 een gebruiksvergoeding aan ZVH verschuldigd is. Hij kon niet meer in de woning of bij de parkeerplek komen en is dan ook geen huur verschuldigd. [gedaagde] heeft als tegenvordering – samengevat – dat ZVH wordt veroordeeld tot betaling van € 15.000,00 aan schadevergoeding. [gedaagde] legt aan de tegenvordering ten grondslag dat er door ZVH huisvredebreuk is gepleegd en dat dit hem stress en een trauma heeft bezorgd, en dat hij kosten heeft moeten maken voor verblijf elders, waaronder hostels.

4.De beoordeling

de vordering
4.1.
Het is voldoende komen vast te staan dat ZVH een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering.
4.2.
De kantonrechter zal de door ZVH gevorderde ontruiming van de woning en de parkeerplek toewijzen. Daarbij is bepalend dat [gedaagde] op de zitting meerdere keren heeft verklaard dat hij zich niet verzet tegen het einde van de huurovereenkomsten voor de woning en de parkeerplek. [gedaagde] heeft die verklaring herhaald, ook nadat hij is gewezen op de gevolgen daarvan. [gedaagde] wil niet meer terug naar de woning en wil op zoek naar vervangende woonruimte. [gedaagde] wil niet op korte termijn worden ontruimd en verzoekt om een langere ontruimingstermijn dan de door ZVH gevorderde drie dagen. [gedaagde] wil de in de woning aanwezige inboedel verkopen dan wel opslaan en zijn auto, waarvan hij geen sleutel meer heeft, verkopen. [gedaagde] verzoekt daarom om een ontruimingstermijn van minimaal twee maanden.
4.3.
De kantonrechter zal de ontruimingstermijn bepalen op twee maanden, zoals door [gedaagde] verzocht. De kantonrechter vindt die ontruimingstermijn gerechtvaardigd, mede omdat de ontzegging van de toegang tot de woning onrechtmatig is geweest, zoals hierna nog wordt toegelicht. De kantonrechter gaat ervan uit dat ZVH de sleutels van de woning weer aan [gedaagde] ter beschikking zal stellen, zodat hij de ontruiming en verhuizing kan regelen.
4.4.
De door ZVH gevorderde gebruiksvergoeding vanaf 7 maart 2024 wordt afgewezen. In feite is die vordering al niet toewijsbaar, omdat de huurovereenkomst na 7 maart 2024 voortduurt en er dus geen grondslag is voor een veroordeling tot betaling van een gebruiksvergoeding. Bovendien is de vordering niet toewijsbaar, omdat aan [gedaagde] op 7 maart 2024 de toegang tot de woning en het complex is ontzegd, waaraan hij zich heeft gehouden. [gedaagde] heeft de woning dus niet meer gebruikt vanaf 7 maart 2024 en geen huurgenot gehad, zodat van het toewijzen van een gebruiksvergoeding of huur geen sprake kan zijn.
4.5.
De gevorderde ontruimingskosten worden afgewezen, omdat de met de ontruiming gemoeide kosten slechts toewijsbaar zijn als zij in redelijkheid zijn gemaakt en dat kan niet op voorhand worden beoordeeld. De gevorderde dwangsom ten aanzien van de ontruiming zal worden afgewezen, omdat ZVH zelf de mogelijkheid heeft het vonnis te executeren met behulp van de ‘sterke arm’.
4.6.
De kantonrechter ziet in de uitkomst van de procedure aanleiding te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
de tegenvordering
4.7.
[gedaagde] heeft ter zitting een tegenvordering ingediend. De kantonrechter zal de tegenvordering toelaten, omdat het gaat om een vordering met een beperkt karakter die niet complex is en ZVH zich daartegen voldoende heeft kunnen verweren. [gedaagde] heeft ook voldoende aannemelijk gemaakt dat hij een spoedeisend belang heeft bij de tegenvordering, mede gelet op de door hem gemaakte kosten voor vervangende huisvesting.
4.8.
[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter ZVH veroordeelt een bedrag van € 15.000,00 aan hem te betalen als schadevergoeding voor de door hem geleden materiële en immateriële schade. [gedaagde] verblijft sinds 7 maart 2024 niet meer in de woning, omdat hem de toegang is ontzegd. Hij heeft daarom onder andere kosten moeten maken voor verblijf in hostels. Daarnaast heeft hij boetes ontvangen, omdat hij zijn autoverzekering wegens geldgebrek niet meer kan betalen en hij zijn autosleutels niet heeft teruggekregen van ZVH.
4.9.
De kantonrechter zal de vordering van [gedaagde] gedeeltelijk toewijzen. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.10.
ZVH heeft zonder dat daarvoor een wettelijke grondslag bestaat aan [gedaagde] de toegang tot de woning en de parkeerplek ontzegd. Daarmee heeft ZVH in feite ook zelf een ontruiming bewerkstelligd en zich schuldig gemaakt aan ‘eigenrichting’, ondanks dat ZVH weet of behoort te weten dat voor een ontruiming van een huurwoning eerst een uitspraak van de rechter moet worden verkregen. Dat betekent dat ZVH in strijd met de huurovereenkomst heeft gehandeld en is tekortgeschoten in de nakoming daarvan, en onrechtmatig heeft gehandeld. ZVH is daarom verplicht om de schade die [gedaagde] daardoor heeft geleden, te vergoeden.
4.11.
[gedaagde] kon door de ontzegging door ZVH niet meer in de woning verblijven en heeft elders onderdak moeten vinden. De kantonrechter vindt het voldoende aannemelijk dat [gedaagde] schade heeft geleden, omdat hij kosten heeft moeten maken voor onderdak elders. Ook is voldoende aannemelijk dat [gedaagde] daardoor enige immateriële schade heeft geleden. Het is daarom voldoende waarschijnlijk dat in een bodemprocedure aan [gedaagde] een schadevergoeding zal worden toegekend. De kantonrechter schat die de schade in dit kort geding voorlopig op € 2.000,00 en zal dit bedrag bij wijze van voorschot op de door [gedaagde] geleden schade toewijzen.
4.12.
ZVH is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde] tot vandaag vast op € 50,00 aan reis-, verblijf- en verletkosten, omdat [gedaagde] op de mondelinge behandeling is verschenen.

5.De beslissing

De kantonrechter
de vordering
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee maanden na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres 1] en de parkeerplek aan de [adres 2] met de daarin vanwege [gedaagde] aanwezige goederen en personen te ontruimen en te verlaten, met overgifte aan ZVH van de sleutels en al hetgeen tot de woning behoort ter vrije en algehele beschikking van ZVH te stellen,
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
de tegenvordering
5.5.
veroordeelt ZVH om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 2.000,00,
5.6.
veroordeelt ZVH in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] tot vandaag worden vastgesteld op € 50,00 aan reis-, verblijf- en verletkosten,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024.