In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 13 januari 2023, wordt een einduitspraak gedaan na een eerdere tussenuitspraak. De zaak betreft een geschil tussen de Stichting Regionaal Openbaar Basisonderwijs Surplus en de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over de bekostiging van verschillende basisscholen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder, de minister, in eerdere besluiten onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de gegevens die door het Participatiefonds zijn aangeleverd. Dit gebrek in de besluitvorming is in de tussenuitspraak geconstateerd en verweerder is in de gelegenheid gesteld om dit te herstellen.
De rechtbank heeft in de einduitspraak geoordeeld dat verweerder in zijn aanvullende motivering en stukken voldoende inzicht heeft gegeven in de wijze waarop de gegevens zijn verzameld en gecontroleerd. De rechtbank oordeelt dat de besluiten van de minister, hoewel eerder vernietigd, nu voldoende zijn onderbouwd en dat de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand blijven. De rechtbank heeft de beroepen van Surplus gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten blijven intact.
Daarnaast is de minister veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van Surplus. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 2.092,50, waarbij rekening is gehouden met de bijstand van een gemachtigde. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming en de verplichting van de overheid om transparant te zijn in haar besluitvorming.