ECLI:NL:RBNHO:2021:6991

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 augustus 2021
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
8992840 \ CV EXPL 21-560 (ES)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een factuur en beoordeling van tekortkoming in nakoming van de overeenkomst

In deze zaak vordert eiser, h.o.d.n. [bedrijfsnaam eiser], betaling van een factuur van € 5.026,64 door gedaagde, h.o.d.n. [bedrijfsnaam gedaagde]. De vordering is ingesteld bij dagvaarding op 21 januari 2021. Gedaagde heeft schriftelijk geantwoord, maar is niet verschenen op de zitting van 21 juni 2021. Eiser stelt dat hij werkzaamheden heeft verricht in augustus 2018, waarbij gedaagde een vergoeding van € 3.775,00 verschuldigd is, maar deze niet heeft betaald. Daarnaast vordert eiser buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.

Gedaagde betwist de vordering en stelt dat het factuurbedrag onjuist is en dat de werkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde de factuur moet betalen, omdat eiser niet tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst. Gedaagde heeft geen rechtsgevolg verbonden aan de gestelde tekortkoming en is niet ter zitting verschenen om zijn verweer nader toe te lichten. De kantonrechter wijst de vordering van eiser toe en veroordeelt gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten komen voor rekening van gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8992840 \ CV EXPL 21-560 (ES)
Uitspraakdatum: 11 augustus 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] , h.o.d.n. [bedrijfsnaam eiser]
wonende en zaakdoende te [plaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. S.J. Schram, gerechtsdeurwaarder
tegen
[gedaagde] , h.o.d.n. [bedrijfsnaam gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
De zaak in het kort
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] moet worden veroordeeld tot betaling van de factuur van [eiser] . De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] de factuur moet betalen omdat [eiser] niet tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 21 januari 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 21 juni 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. [gedaagde] is ondanks juiste oproeping niet ter zitting verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat [eiser] ter toelichting van zijn standpunten naar voren heeft gebracht.

2.De vordering

2.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 5.026,64
2.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij en [gedaagde] een overeenkomst hebben gesloten op grond waarvan [eiser] omstreeks augustus 2018 werkzaamheden heeft verricht, namelijk het bestrijden van ongedierte. Omdat het een spoedklus betrof heeft [gedaagde] afgezien van een voorafgaande offerte. [gedaagde] is voor deze werkzaamheden een vergoeding van € 3.775,00 aan [eiser] verschuldigd maar heeft dit bedrag, ondanks aanmaningen, niet betaald. [eiser] maakt dan ook aanspraak op dit bedrag. Daarnaast vordert hij een bedrag van € 502,50 aan buitengerechtelijke incassokosten en een bedrag van € 749,14 aan wettelijke rente, berekend tot 21 januari 2021.

3.Het verweer

3.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat het factuurbedrag is opgebouwd uit onjuistheden en in de factuur verkeerde details zijn benoemd ten aanzien van de werkzaamheden. De werkzaamheden zijn uitgevoerd door één persoon en bedroegen één uur. Ook is er geen nieuw zand gelegd. De problemen waren naderhand nog steeds aanwezig en zijn door een derde opgelost. Bovendien heeft de verzekeringsmaatschappij onderzoek gedaan en geconstateerd dat er minimale werkzaamheden verricht zijn, waarna zij € 500,00 hebben uitgekeerd.

4.De beoordeling

4.1.
Kern van het geschil is of [gedaagde] moet worden veroordeeld tot betaling van € 5.026,64. De kantonrechter zal de vordering toewijzen en overweegt hiertoe het volgende.
4.2.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de door [eiser] verrichte werkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd en dat het factuurbedrag te hoog is. [eiser] stelt de werkzaamheden goed te hebben uitgevoerd en heeft ter zitting nadere uitleg gegeven over de (hoogte van de) factuur en de door hem verrichte werkzaamheden. Ook stelt hij niet in gebreke te zijn gesteld waardoor hij niet in verzuim verkeert.
4.3.
[gedaagde] is niet ter zitting verschenen en heeft derhalve niet meer gereageerd op de nadere uitleg van [eiser] . Het verweer van [gedaagde] is in het licht van de nadere uiteenzetting die [eiser] ter zitting heeft gegeven onvoldoende gemotiveerd en feitelijk onderbouwd, zodat daaraan voorbij zal worden gegaan.
4.4.
De kantonrechter overweegt daarnaast nog het volgende. [gedaagde] heeft aan de gestelde tekortkoming geen rechtsgevolg verbonden. Zo is geen beroep gedaan op ontbinding of opschorting en is gesteld noch gebleken dat sprake is van verzuim. Het verweer wordt dus verworpen.
4.5.
Dit betekent dat [gedaagde] gehouden is de factuur van 25 augustus 2018 ad € 3.775,00 te voldoen. Nu [gedaagde] in verzuim is met de betaling ligt de gevorderde wettelijke rente eveneens voor toewijzing gereed.
4.6.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.7.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal toewijzen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt. Daarbij wordt [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 5.026,64, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 3.775,00 vanaf 21 januari 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 90,42
griffierecht € 240,00
salaris gemachtigde € 622,00
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt.
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Voogd en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter