In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. W.A.T. Wieland, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder), vertegenwoordigd door J. Grasmeijer. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming op basis van de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW-2), welke door verweerder was afgewezen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waarbij het faillissement van de [bedrijf 1] op 5 april 2019 en de daaropvolgende overname van activiteiten door eiseres op 13 mei 2019 van belang zijn. Eiseres voerde aan dat zij niet in aanmerking kwam voor de subsidie omdat er geen loongegevens beschikbaar waren over de relevante tijdvakken, aangezien zij haar werknemers inhuurde via een payrollconstructie. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de subsidieaanvraag niet in strijd was met het evenredigheidsbeginsel en dat verweerder in redelijkheid had kunnen besluiten dat eiseres geen recht had op subsidie. Wel constateerde de rechtbank een zorgvuldigheidsgebrek in de bezwaarfase, omdat verweerder niet had getoetst of eiseres in aanmerking kwam voor het buitenwettelijk begunstigend beleid. De rechtbank droeg verweerder op om het betaalde griffierecht en de kosten voor het uittreksel uit het Handelsregister aan eiseres te vergoeden, evenals de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.897,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.