ECLI:NL:RBLIM:2022:2324

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
ROE 21/343
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in Echt

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een omgevingsvergunning die is verleend voor de huisvesting van zestien short-stay arbeidsmigranten in een voormalige woning en hotel/restaurant te Echt. De omwonenden, waaronder eiser, vrezen dat hun woon- en leefklimaat onaanvaardbaar wordt aangetast door geluidsoverlast en een inperking van privacy, alsook door toenemende parkeerproblemen. De rechtbank heeft op 24 maart 2022 uitspraak gedaan en oordeelt dat er geen sprake is van een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat. De rechtbank stelt vast dat de vergunninghouder, die eigenaar is van het pand aan de Stationsweg 4, een omgevingsvergunning heeft aangevraagd voor het realiseren van huisvesting voor arbeidsmigranten, wat in strijd is met het bestemmingsplan. De rechtbank heeft de relevante regelgeving en de voorwaarden voor afwijking van het bestemmingsplan in overweging genomen. Eiser heeft zijn bezwaren tegen de vergunning geuit, maar de rechtbank concludeert dat de vergunninghouder zich aan de voorwaarden heeft gehouden en dat de verlening van de vergunning niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en vernietigt het bestreden besluit niet.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/343

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 maart 2022 in de zaak tussen

[Naam 1] , uit [woonplaats 1] , eiser

(gemachtigde: mr. E.T. Stevens),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren, verweerder
(gemachtigde: mr. B.G.J. Knubben).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: [naam 2] , uit [woonplaats 2] .

Procesverloop

Bij besluit van 6 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de derde-partij (vergunninghouder) een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van huisvesting voor zestien short-stay arbeidsmigranten in een pand aan de Stationsweg 4 te Echt en het realiseren van een in- en uitrit.
Bij besluit van 22 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 18 januari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde die door middel van een Skype-verbinding aan de zitting heeft deelgenomen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vergunninghouder is niet verschenen.

Overwegingen

Wat zijn de relevante feiten en omstandigheden?
1. Vergunninghouder is eigenaar van enkele percelen met daarop een pand gelegen aan de Stationsweg 4 te Echt, kadastraal bekend als gemeente Echt, sectie K, nummers 2613, 4671 en 4672. Op het perceel met kadastraal nummer 2613 bevindt zich het grootste deel van het pand dat voorheen werd geëxploiteerd als hotel en (bar)restaurant (hierna: het Hotel). Op de percelen met kadastrale nummers 4671 en 4672 bevindt zich het deel van het pand dat als woning werd gebruikt (hierna: de Woning).
1.1.
Eiser is eigenaar van een appartement in het aangrenzende appartementencomplex, gelegen aan de [adres].
2. Het ter plaatse geldende bestemmingsplan voor het Hotel en de Woning is het bestemmingsplan ‘Stedelijk gebied’, vastgesteld door de gemeenteraad op 26 mei 2016 (bestemmingsplan). Het pand van vergunninghouder kent twee bestemmingen. Het Hotel is bestemd voor ‘Horeca’, met specifieke aanduidingen ‘horeca van categorie 2’ en ‘horeca van categorie 4’. De Woning is bestemd voor ‘Wonen’. Ook geldt ter plaatse het bestemmingsplan ’Facetbestemmingsplan Deregulering’, vastgesteld door de gemeenteraad op 6 november 2019, waaruit blijkt dat arbeidsmigrantenhuisvesting niet is toegestaan, behalve waar dit expliciet in een bestemmingsplan is toegestaan en/of hiervoor een rechtsgeldige omgevingsvergunning is verleend.
Wat ging er aan deze procedure vooraf?
3. Vergunninghouder wil in zijn pand zestien short-stay arbeidsmigranten huisvesten op basis van verhuur. Daarvoor dient het pand inpandig te worden verbouwd en moet er een in- en uitrit worden gerealiseerd. Het huisvesten van arbeidsmigranten is daarnaast in strijd met de ter plaatse geldende bestemmingen. Om zijn project mogelijk te maken heeft vergunninghouder daarom een omgevingsvergunning aangevraagd voor:
  • de activiteit ‘bouwen’ uit artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en
  • de activiteit ‘planologisch strijdig gebruik’ uit artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.
Verweerder heeft in het primaire besluit de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘strijdig planologisch gebruik’ verleend met toepassing van artikel 4, aanhef en onder 9, van bijlage II, van het Besluit Omgevingsrecht (Bor) biedt om af te wijken van het bestemmingplan. Ook heeft verweerder op grond van artikel 2.10 van de Wabo de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ verleend.
3.1.
Eiser is het er niet mee eens dat verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning heeft verleend en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Eiser vreest overlast als er door vergunninghouder arbeidsmigranten in het hotel en de woning worden gehuisvest, onder meer in de vorm van geluidsoverlast, privacy schending en parkeerproblemen. De omgevingsvergunning had dus niet verleend mogen worden, althans er zouden in ieder geval aanvullende voorschriften aan moeten worden verbonden.
3.2.
Verweerder heeft in het bestreden besluit het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten. Verweerder stelt zich op het standpunt dat van strijd met de goede ruimtelijke ordening geen sprake is, omdat voor zowel de short-stay arbeidsmigranten als omwonenden sprake blijft van een goed woon- en leefklimaat als in het Hotel en de Woning maximaal zestien short-stay arbeidsmigranten worden gehuisvest. Ook geeft verweerder aan dat hij het niet nodig vindt om de door eiseres gevraagde aanvullende voorschriften aan de omgevingsvergunning te verbinden.
Wat is de relevante regelgeving en de omvang van het beroep?
4. De rechtbank heeft de relevante regelgeving opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser zijn beroep niet richt tegen het verlenen van de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo. Alleen het verlenen van de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘planologisch strijdig gebruik’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo is tussen partijen in geschil. Daarbij is echter niet in geschil dat aan de toepassingsvoorwaarden voor afwijking op grond van artikel 4, aanhef en onder 9, van bijlage II, van het Bor is voldaan, maar wel is in geschil of verlening van de omgevingsvergunning in strijd is met de goede ruimtelijke ordening of niet.
Wat is het beoordelingskader?
6. De rechtbank overweegt dat door verweerder een omgevingsvergunning kan worden verleend wanneer aan de voorwaarden voor afwijking van het bestemmingsplan is voldaan en verlening niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling/ABRvS) heeft verweerder beleidsruimte bij het antwoord op de vraag of hij een afwijking van het bestemmingsplan al dan niet toestaat. [1] Van een goede ruimtelijke ordening is volgens de Afdeling [2] slechts dan geen sprake wanneer verlening van de omgevingsvergunning voor omwonenden tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat leidt.
Heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat?
7. Eiser stelt dat de omgevingsvergunning niet kon worden verleend, omdat verlening ervan in strijd is met de goede ruimtelijke ordening, meer specifiek dat er geen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat als er zestien short-stay arbeidsmigranten verblijven in het Hotel en/of de Woning. Dat verblijf zorgt namelijk voor overlast in de vorm van geluidsoverlast en inbreuk op zijn privacy. De short-stay arbeidsmigranten verblijven met regelmaat op het parkeerterrein, de brandtrap en op de platte daken van het Hotel en de Woning. Er wordt door hen op die plekken gebarbecued en zelfs aan auto’s gewerkt. Weliswaar hebben de Woning en het Hotel een buitenruimte in de vorm van een terras, maar dat wordt door de short-stay arbeidsmigranten volgens eiser niet gebruikt. Toen het Hotel nog als een regulier hotel werd geëxploiteerd, was er bovendien nauwelijks overlast voor de buurt. Dit komt omdat de restaurantfunctie voorop stond en het pand nauwelijks daadwerkelijk als hotel werd gebruikt. Bovendien kwamen veel bezoekers uit de buurt en niet met de auto. De overlast is volgens eiser dan ook aanzienlijk toegenomen.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat verlening van de omgevingsvergunning geen strijd oplevert met de goede ruimtelijke ordening. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat er geen sprake is van een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat en overweegt daartoe als volgt.
8.1.
Dat er arbeidsmigranten in het Hotel en de Woning verblijven en zij zich ook rondom het Hotel en de Woning ophouden zal voor eiser een bepaalde mate van geluidsoverlast en inperking van zijn privacy tot gevolg hebben, maar daar staat tegenover dat het grootste deel van het pand, namelijk het Hotel, waar het merendeel van de zestien short-stay arbeidsmigranten verblijft en dat het dichtst bij het appartement van eiser is gelegen, bestemd is voor ‘Horeca’ en dat enige mate van geluidsoverlast en privacy inperking ook aan die bestemming inherent is. In tegenstelling tot waar eiser vanuit gaat, moet daarbij worden uitgegaan van de maximale reële mogelijkheden die de horecabestemming biedt voor exploitatie en niet hoe de vroegere feitelijke exploitatie door eiser werd ervaren. Door eiser is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de huisvesting van zestien short-stay arbeidsmigranten tot een zodanige verslechtering van zijn woon- en leefklimaat leidt ten opzichte van de exploitatiemogelijkheden op grond van de horecabestemming, dat verweerder in redelijkheid had moeten vaststellen dat sprake is van een onaanvaardbare aantasting hiervan. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat uit de door eiser overgelegde overzichten van ‘overlast veroorzakende activiteiten’ ook niet blijkt van een mate van overlast op grond waarvan aannemelijk is dat van een goed woon- en leefklimaat geen sprake kan zijn. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat als de short-stay arbeidsmigranten verblijven op een plaats die daarvoor niet bedoeld is of activiteiten verrichten die niet zijn toegestaan, verweerder daartegen niet handhavend kan en zal optreden.
Wat is de uitkomst van deze zaak?
9. De uitkomst van deze zaak is dat verweerder het standpunt heeft mogen innemen dat verlening van de omgevingsvergunning voor het huisvesten van zestien arbeidsmigranten geen onaanvaardbaar woon- en leefklimaat oplevert. Het beroep is ongegrond en daarom vernietigt de rechtbank het bestreden besluit niet.
9.1.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.J.A. Smitsmans, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.M. van den Brekel, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op: 24 maart 2022
de griffier is verhinderd om
rechter
deze uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 24 maart 2022

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo is het verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te bouwen.
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo is het verboden om zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met een bestemmingsplan.
Op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo kan een aanvraag voor een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo slechts worden verleend, indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en het bouwplan is aan te merken als een van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen. De algemene maatregel van bestuur die hier wordt bedoeld, is het Besluit Omgevingsrecht (Bor).
Besluit Omgevingsrecht (Bor)
Op grond van artikel 2.7 van het Bor worden de categorieën gevallen in artikel 4 van bijlage II van het Bor aangewezen als categorieën gevallen als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, van de Wabo.
Op grond van artikel 4, aanhef en negende lid, van bijlage II, van het Bor, komt het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, in aanmerking voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken.
Bestemmingsplan ‘Stedelijk gebied’
Op grond van de artikelen 18.1, 1.55 en 1.58 van de planregels zijn de voor horeca aangewezen gronden bestemd voor:
  • een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt, en ook een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood- en broodjeszaken/lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels.
  • een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.
Op grond van artikel 25.1 van de planregels zijn de voor wonen aangewezen gronden bestemd voor wonen.
Facetbestemmingsplan ’Facetbestemmingsplan Deregulering’
Op grond van artikel 1.5 van de planregels wordt onder short-stay arbeidsmigrantenhuisvesting verstaan: het huisvesten van legale werknemers van bedrijven, die tijdelijk in Nederland verblijven.
Op grond van artikel 7.3 van de planregels is arbeidsmigrantenhuisvesting niet toegestaan, met uitzondering van waar dit expliciet in een bestemmingsplan is toegestaan en/of hiervoor een rechtsgeldige omgevingsvergunning is verleend.

Voetnoten

1.ABRvS, 3 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1057.
2.Bijvoorbeeld: ABRvS, 6 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1179.