ECLI:NL:RBHAA:2007:BG5645

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
2 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/1147
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op persoonsgebonden aftrek voor uitgaven levensonderhoud pleegkinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 2 september 2007 uitspraak gedaan in een geschil over de persoonsgebonden aftrek voor uitgaven voor het levensonderhoud van pleegkinderen. Eiser, die gehuwd is en vijf kinderen heeft, waaronder twee pleegkinderen, heeft een beroep ingesteld tegen de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die door de inspecteur van de Belastingdienst was opgelegd. De inspecteur had het belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 42.270, waarbij hij de kosten voor levensonderhoud van de pleegkinderen niet in aanmerking nam. Eiser stelde dat hij recht had op aftrek van deze kosten, omdat de uitgaven voor de pleegkinderen hoger waren dan het drempelbedrag van € 386 per kwartaal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser recht heeft op de persoonsgebonden aftrek, omdat de kosten voor het levensonderhoud van de pleegkind AX, na aftrek van de ontvangen pleegzorgvergoeding, boven het drempelbedrag uitkwamen. De rechtbank heeft de kosten voor AX vastgesteld op € 140 per maand, wat resulteert in een aftrek van € 1.080. Hierdoor werd het belastbaar inkomen verlaagd tot € 41.190. De rechtbank heeft de uitspraak van de inspecteur vernietigd en de belastingaanslag verminderd.

Daarnaast heeft de rechtbank de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 11, en heeft de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) opgedragen dit bedrag aan eiser te voldoen. De rechtbank heeft ook bepaald dat het door eiser betaalde griffierecht van € 38 vergoed moet worden. Eiser is in de gelegenheid gesteld om hoger beroep in te stellen tegen deze uitspraak, waarbij specifieke voorwaarden zijn gesteld voor het indienen van het beroepschrift.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 07/1147
Uitspraakdatum: 2 september 2007
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X, wonende te Y,
eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst te P,
verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2004 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.270.
Bij uitspraak op bezwaar van 3 januari 2007 heeft verweerder de aanslag gehandhaafd. Eiser heeft daartegen bij brief van 9 februari 2007, ontvangen bij de rechtbank op 12 februari 2007, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2007 te Haarlem. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door A. Namens verweerder is verschenen B.
Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Eiser is gehuwd en heeft vijf kinderen, waarvan twee pleegkinderen. De pleegkinderen zijn AX, geboren in 2000, en BX, geboren in 1989. Eiser ontvangt een pleegzorgvergoeding per kind. In het onderhavige jaar beliep de pleegzorgvergoeding voor AX € 428,53 per maand en voor BX € 472,45 per maand.
2.2. Eiser heeft voor zijn pleegkinderen geen recht op kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet, dan wel op een tegemoetkoming volgens een naar aard en strekking met de Algemene Kinderbijslagwet overeenkomende buitenlandse regeling.
2.3. Bij het vaststellen van de aanslag heeft verweerder het belastbare inkomen uit werk en woning als volgt vastgesteld:
Aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning € 39.594
Bij: correctie uitgaven levensonderhoud kinderen jonger dan 30 jr. € 2.676
Vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning: € 42.270
Geschil
3.1. In geschil is of eiser in 2004 in verband met zijn twee pleegkinderen recht heeft op de persoonsgebonden aftrek ter zake van uitgaven voor het levensonderhoud van kinderen.
3.2. Eiser stelt in zijn beroepschrift dat hij recht heeft op evenbedoelde aftrek. De gemaakte onderhoudskosten per kind zijn hoger dan € 386 per kwartaal. Eiser heeft de uitgaven voor het levensonderhoud van de kinderen benaderd door de totale gezinsuitgaven te delen door het aantal gezinsleden. Dit omdat niet elke uitgave voor elk kind afzonderlijk wordt bijgehouden en er veel kosten zijn die zich niet laten vangen in bonnen, contracten of andere schriftelijke bewijzen. Ter zitting stelde eiser dat het bedrag aan kosten voor levensonderhoud van AX moet worden verhoogd, omdat AX als gevolg van ernstige verwaarlozing in zijn vroege jeugd een broze gezondheid heeft en een uitzonderlijk slecht gebit en om die redenen aangepast voedsel moet eten. Eiser stelt dat hij voor gezinsuitjes een grotere auto heeft aangeschaft die plaats biedt aan 8 personen. Omdat hij geen auto van dit formaat zou hebben gekocht als hij de pleegkinderen niet in zijn gezin had opgenomen, heeft hij een deel van zijn autokosten gerekend tot de kosten van levensonderhoud van zijn pleegkinderen. Ter zitting heeft eiser zijn klachten tegen de weigering van aftrek voor kosten van levensonderhoud voor BX ingetrokken, na kennis te hebben genomen van het voorlopig oordeel van de rechtbank dat (i) de ontvangen pleegzorgvergoeding in mindering komt op de gemaakte kosten, en (ii) dat gezinsuitgaven die ook zouden zijn gedaan indien de pleegkinderen niet tot het huishouden zouden hebben behoord, niet als buitengewone uitgaven worden aangemerkt.
3.3. Verweerder stelt dat eiser geen recht heeft op de aftrek van de kosten van levensonderhoud voor zijn twee pleegkinderen. Hij acht niet aannemelijk dat de uitgaven daadwerkelijk zijn gedaan zijn, en betoogt bovendien, dat, na aftrek van de ontvangen pleegzorgvergoedingen, niet wordt voldaan aan het drempelbedrag van € 386 per kwartaal per kind.
3.4. Partijen hebben de uitgaven per kind per maand in de van hen afkomstige stukken als volgt gekwantificeerd. Volgens verweerder bedragen de voor AX gemaakte kosten per maand (Algemene basiskosten) € 168,50 + (individuele kosten) € 355,07 = € 524. Volgens eiser moeten daarnaast voor AX nog de volgende kosten in aanmerking worden genomen:
Huur € 66,00
Inboedel verzekering € 3,52
Ongevallen verzekering € 0,84
Zilveren kruis Ziektekosten € 83,00
Extra auto inzittende verzekering € 0,71
Telefoon € 10,00
Casema kabeltelevisie € 2,50
Kosten gezinsauto afschr. p/jr € 2.000,- € 27,77
Onderhoudskosten auto (APK, onderhoud) p/jr € 800,- € 11,11
Extra per persoon per maand volgens eiser: € 205,45
De totale kosten voor AX per maand bedragen in 2004 volgens eiser (€ 168,50 + € 205,45 + € 355,07) € 729, en volgens verweerder (€ 168,50 + € 355,07) € 524.
Beoordeling van het geschil
4.1. Bij de beoordeling van het geschil neemt de rechtbank het volgende tot uitgangspunt. De belastingplichtige maakt aanspraak op een persoonsgebonden aftrek ter zake van op hem drukkende kosten van levensonderhoud van (pleeg-) kinderen die jonger zijn dan 30 jaar en die ten minste in belangrijke mate door hem worden onderhouden. Een kind wordt in belangrijke mate op kosten van de ouder onderhouden indien de drukkende bijdrage in de kosten van het onderhoud van het kind ten minste € 386 per kwartaal beloopt. De ontvangen vergoeding dient, nu het moet gaan om drukkende kosten, van het totaal aan kosten afgetrokken te worden. Gezinsuitgaven die ook zouden zijn gedaan indien de kinderen niet tot het huishouden van de belastingplichtige zouden hebben behoord, kunnen niet worden meegerekend; uitsluitend de additionele en niet de integrale kosten worden in aanmerking genomen (vgl. Hoge Raad, 25 februari 1976, nr. 17.866 (BNB 1976/214).
4.2. De rechtbank acht, mede gezien hetgeen door partijen ter zitting is aangevoerd, de bedragen die eiser heeft genoemd aannemelijk. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder nimmer om onderbouwing van de bedragen in het door eiser verstrekte kostenoverzicht heeft gevraagd. In het overzicht van eiser zijn de integrale kosten in aanmerking genomen. Deze kunnen niet worden meegerekend. Dat geldt ook voor ziektekosten. Naar het oordeel van de rechtbank kan een deel van de kosten van de gezinsauto als additionele kosten worden beschouwd, nu eiser onweersproken heeft gesteld dat hij vanwege de komst van de pleegkinderen een grotere auto heeft moeten kopen dan gebruikelijk mag worden geacht voor zijn kerngezin. De rechtbank stelt het bedrag van deze kosten in goede justitie vast op € 20 per maand. Voorts acht de rechtbank op basis van de ter zitting door eiser gegeven toelichting aannemelijk dat de kosten voor (speciale) voeding voor AX hoger zijn dan de € 133 welke verweerder in aanmerking heeft genomen. De rechtbank stelt het bedrag van deze meerkosten in goede justitie vast op € 25 per maand.
4.3. De op eiser drukkende kosten ter zake van het levensonderhoud van AX bedragen mitsdien (€ 168,50 + € 355,07 + € 20 + € 25 -/- € 428,53 ˜) € 140 per maand. Nu de kosten per kwartaal hoger zijn dan € 386 komt eiser ten aanzien van AX in aanmerking voor de persoonsgebonden aftrek voor uitgaven van levensonderhoud van kinderen. Ingevolge artikel 36 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 bedraagt deze aftrek vier maal € 270. Het belastbaar inkomen zal worden vastgesteld op € 42.270 -/- € 1.080 = € 41.190.
Proceskosten
Nu het beroep gegrond is acht de rechtbank termen aanwezig voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet op het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de kosten van de onderhavige procedure gesteld op € 11, zijnde de reiskosten per openbaar vervoer 2e klasse van eiser om de zitting bij te wonen. Van andere kosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt de uitspraak op bezwaar;
-vermindert de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 41.190 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 11, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiser te voldoen;
-gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 38 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 2 september 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. J. Snitker, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C.J. Loggen - ten Hoopen, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.