ECLI:NL:RBDHA:2022:13873

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
NL22.21216
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid en bescherming in Colombia

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 november 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Colombiaanse vrouw, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die oordeelde dat het asielrelaas van eiseres geloofwaardig was, maar dat er geen sprake was van ernstige schade bij terugkeer naar Colombia. Eiseres had onder valse beloftes in de Turks- en Caicoseilanden gewerkt als prostituee en vreesde voor represailles van haar voormalige uitbuiter, [A]. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat eiseres onvoldoende had aangetoond dat zij een reëel risico op ernstige schade liep, zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. De rechtbank wees erop dat Colombia redelijke maatregelen heeft getroffen om bescherming te bieden aan slachtoffers van geweld en dat eiseres onvoldoende inspanningen had verricht om bescherming te verkrijgen. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag van eiseres terecht was afgewezen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. M. van Nooijen, in aanwezigheid van griffier mr. R.W. Craanen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.21216

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [v-nummer 1], eiseres

[minderjarige], v-nummer: [v-nummer 2], de minderjarige zoon van eiseres
Beiden van Colombiaanse nationaliteit,
(gemachtigde: mr. R.J. Portegies),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Pourjalili).

ProcesverloopBij besluit van 12 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 22 november 2022 op zitting behandeld. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw E. Willems. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1990 en heeft de Colombiaanse nationaliteit. Zij heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij onder valse beloftes naar de Turks- en Caicoseilanden is gelokt in de veronderstelling dat ze als serveerster zou gaan werken. In plaats daarvan werd haar paspoort ingenomen en werd zij gedwongen om als prostituee te werken. Eiseres werd in een huis vastgehouden en kreeg niet betaald. Na vier dagen is zij bevrijd door de immigratiepolitie en heeft zij aangifte gedaan tegen [A] in de Turks- en Caicoseilanden. Zij is vervolgens teruggegaan naar Colombia waar zij ook is bedreigd door [A] en zijn handlangers. Bij terugkeer naar Colombia vreest zij voor [A], zijn handlangers en dat zij, samen met haar zoontje, wordt vermoord.
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Gedwongen prostitutie op de Turks- en Caicoseilanden;
Bedreiging door [A].
3. Verweerder heeft het asielrelaas van eiseres geloofwaardig geacht. Verweerder vindt het niet onaannemelijk dat eiseres in de toekomst te maken zal kunnen krijgen met represailles door [A]. Toch is de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat niet is gebleken dat zij ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM [2] zal ondervinden bij haar terugkeer naar Colombia. Volgens verweerder is onvoldoende gebleken dat de Colombiaanse autoriteiten aan eiseres geen bescherming kunnen of willen bieden. Ook heeft eiseres zelf onvoldoende inspanningen verricht om bescherming van de Colombiaanse autoriteiten te verkrijgen. Van een uitzonderlijke situatie in de zin van artikel 15, aanhef en onder c van de Kwalificatierichtlijn, [3] is volgens verweerder in Colombia niet gebleken.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en bestrijdt dat zij geen risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. Er is wel degelijk sprake van een uitzonderlijke situatie zoals bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Daarbij verwijst eiseres naar een rapport van Vluchtelingenwerk Nederland (hierna: VWN) van 24 oktober 2022 en het Algemeen Ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van 28 maart 2022 betreffende Colombia. Uit deze stukken volgt dat Colombianen het zinloos vinden om aangifte te doen en dat het ook gevaarlijk kan zijn. Dit komt omdat de politie corrupt is, soms samenwerkt met gewapende groeperingen en er sprake is van een hoge mate van straffeloosheid. Verweerder werpt dan ook ten onrechte tegen dat eiseres geen aangifte heeft gedaan tegen [A] in Colombia.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Ernstige schade
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in Colombia een reëel risico loopt op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Systeem voor bescherming
5.1.
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat Colombia redelijke maatregelen heeft getroffen om bescherming te bieden tegen ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [4] Verweerder heeft dit voldoende gemotiveerd in het bestreden besluit. Uit de door verweerder aangehaalde bronnen en het Algemeen Ambtsbericht van 28 maart 2022 blijkt dat sprake is van een doeltreffend juridisch systeem, er mogelijkheden zijn om aangifte te doen, strafbare feiten worden vervolgd door de politie en het Openbaar Ministerie, de wet voorziet in een eerlijk proces en georganiseerde misdaad wordt bestreden. Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op deze maatregelen, niet geconcludeerd worden dat het bij voorbaat geen nut of zin heeft dat slachtoffers in Colombia zich wenden tot de autoriteiten in Colombia.
5.2.
De rechtbank ziet in het rapport van VWN van 24 oktober 2022 onvoldoende concrete aanknopingspunten om tot een ander oordeel te komen. Dat in het algemeen sprake is van corruptie in Colombia maakt dit niet anders, nu dit niet is toegespitst op de situatie van eiseres. Dat eiseres heeft te vrezen voor corruptie en geen deugdelijke bescherming kan krijgen in Colombia, blijkt ook niet uit de verklaringen van eiseres. Uit de verklaringen van eiseres volgt dat zij contact heeft gehad met meerdere ambtenaren die werkzaam zijn bij de politie en dat niet is gebleken dat deze personen niet welwillend zijn of mogelijk kunnen helpen in Colombia. [5] Dit blijkt bijvoorbeeld uit de door eiseres overgelegde (ongedateerde) ondersteunende brief van Tyler Schwab, Director of Aftercare: Latin America, Operation Underground Railroad. Daar komt bij dat verweerder er niet ten onrechte op heeft gewezen dat de getroffen maatregelen om ernstige schade te voorkomen in Colombia redelijk moeten zijn, maar geen complete garantie hoeven te bieden. [6]
Onvoldoende inspanningen verricht om bescherming te krijgen
5.3.
Verder heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat eiseres onvoldoende inspanningen heeft verricht om bescherming in Colombia te verkrijgen tegen [A] en zijn handlangers. Vast staat dat eiseres geen aangifte tegen [A] heeft gedaan in Colombia. Dat eiseres er vanuit ging dat de autoriteiten haar aangifte niet serieus zullen nemen en dat ze maar één week bescherming kon krijgen, volgt de rechtbank, gelet op de getroffen maatregelen (zie hiervoor onder 5.1.), niet. Dat aan eiseres niet is verteld dat ze in Colombia aangifte kon doen tegen [A] vindt de rechtbank niet van belang. Van eiseres mocht verwacht worden dat zij zich meer had ingespannen om te proberen om bescherming te krijgen van de Colombiaanse autoriteiten.
Hervestiging in Colombia
5.4.
De rechtbank is verder van oordeel dat niet is gebleken dat eiseres zich niet in een ander gedeelte van Colombia kan vestigen. [7] Dit standpunt heeft verweerder ook goed gemotiveerd op pagina 3 en 4 van het - in het bestreden besluit ingelaste - voornemen en op pagina 4 van het bestreden besluit.
Artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn
6. Op grond van artikel 15 aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn kan een vreemdeling in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, indien sprake is van een ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat van een dergelijke uitzonderlijke situatie geen sprake is. Uit de brief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (de staatssecretaris) van 27 mei 2022 volgt dat in Colombia sprake is van gewapende conflicten waar veiligheidstroepen onderdeel van zijn. Toch concludeert de staatssecretaris, onder verwijzing naar het Algemeen Ambtsbericht van 28 maart 2022, dat van een situatie zoals bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn geen sprake is. [8] Niet is gebleken dat de mate van willekeurig geweld dermate hoog is dat een burger louter door zijn aanwezigheid aldaar een reëel risico loopt op een schending van artikel 3 van het EVRM. De verwijzing van eiseres naar het Algemeen Ambtsbericht van 28 maart 2022 leidt niet tot een ander oordeel, nu deze informatie is betrokken bij de brief van 27 mei 2022. De rechtbank ziet ten slotte in het overgelegde rapport van VWN van 24 oktober 2022 onvoldoende concrete aanknopingspunten om te concluderen dat een situatie zoals bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c van de Kwalificatierichtlijn, zich in Colombia voordoet.
Wat is de conclusie?
7. Eiseres en haar minderjarige zoon komen niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000.
8. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr.R.W. Craanen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Zie Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking).
4.Zie artikel 3.37c, tweede lid van het Voorschrift Vreemdelingen (VV 2000) en paragraaf C2/3.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000).
5.Zie pagina 15 van het nader gehoor.
6.Zie artikel 3.37c, tweede lid van het VV 2000 en paragraaf C2/3.4 van de Vc.
7.Zie paragraaf C7/10.5.2 van de Vc 2000.
8.Zie pagina 2 van de brief van 27 mei 2022 van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan de Tweede Kamer, pagina 2.