ECLI:NL:RBDHA:2021:16315

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 maart 2021
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
NL21.2741
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en uitzetting van een Marokkaanse staatsburger in het kader van de coronamaatregelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, een Marokkaanse staatsburger. Eiser had op 2 november 2020 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Hij heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

Eiser stelt dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting is, verwijzend naar de tijdelijke sluiting van de grenzen door de Marokkaanse regering in verband met de coronamaatregelen. Hij betoogt dat deze situatie, die naar verwachting tot eind september 2021 zal aanhouden, de uitvoering van de maatregel van bewaring onrechtmatig maakt. Verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft echter aangevoerd dat de maatregel rechtmatig voortduurt en dat de situatie met betrekking tot de reismogelijkheden naar Marokko tijdelijk is.

De rechtbank oordeelt dat de tijdelijke sluiting van de grenzen geen reden is om te concluderen dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting is. De rechtbank volgt de argumenten van eiser niet en verklaart het beroep ongegrond. Ook het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De rechtbank benadrukt dat de vraag naar feitelijke belemmeringen voor uitzetting pas aan de orde komt als er een vlucht kan worden geboekt, wat afhankelijk is van het verkrijgen van de juiste reisdocumenten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.2741
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Verweerder heeft op 2 november 2020 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1985.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 27 januari 2021 (in de zaak NL21.774) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten
grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting is. Eiser verwijst hiervoor naar een internet publicatie waaruit - samengevat weergegeven - volgt dat de Marokkaanse regering tot nader order alle rechtstreekse vluchten tussen Marokko en Nederland heeft opgeschort en dat er een inreisverbod geldt voor reizigers die uit Nederland komen. Volgens eiser zal de sluiting van de grenzen naar alle waarschijnlijkheid minimaal tot eind september 2021 duren, aangezien Nederland tegen die tijd iedereen gevaccineerd heeft. De verwijzing in de uitspraak van 27 januari 2021 (NL21.774, rechtsoverweging 6) waarbij de rechtbank verwijst naar afdelingsjurisprudentie van 29 april 2020, kan in alle redelijkheid vanwege het tijdsverloop niet langer standhouden volgens eiser. Ook latere afdelingsjurisprudentie op dit punt is naar eisers oordeel inmiddels achterhaald, omdat de tijdelijkheid nu echt wel zijn grens bereikt heeft. Het is aan verweerder om aan te tonen dat er te allen tijde zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn is, zodat verweerder dient aan te tonen dat er ondanks de Marokkaanse grenssluiting voor vluchten vanuit Nederland niettemin zicht op uitzetting is. In de voortgangsgegevens heeft verweerder dit naar eisers oordeel onvoldoende onderbouwd.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de maatregel van de bewaring rechtmatig voortduurt. De vraag of er een vlucht is waarmee eiser kan vertrekken, komt pas aan de orde als eiser over een (vervangend) reisdocument beschikt waarmee hij kan worden uitgezet. Nu eiser geen documenten heeft, zal eerst een (vervangend) reisdocument voor hem moeten worden verkregen voordat een vlucht kan worden geboekt. Voorts ziet verweerder in de geschetste recente ontwikkelingen met betrekking tot de reismogelijkheden naar Marokko geen aanleiding om op voorhand aan te nemen dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt. Voor zover eiser vanwege een gebrek aan vluchten naar zijn land van herkomst of sluiting van het luchtruim en/of de grenzen op dit moment niet kan worden uitgezet, is van belang dat dergelijke maatregelen die door Marokko (en andere landen) worden getroffen in verband met de bestrijding van het coronavirus van tijdelijke aard zijn. Weliswaar is niet op voorhand uit te sluiten dat de situatie nog enige tijd zal voortduren, maar op dit moment kan nog niet worden geoordeeld dat dit zo lang zal zijn, dat de uitzetting niet meer binnen een redelijke termijn kan plaatsvinden. Voor zover eiser zich op het standpunt stelt dat dit uitgangpunt, zoals gesanctioneerd door de Afdeling1, vanwege tijdsverloop niet langer stand kan houden, miskent hij daarmee dat vertrek (en daarmee ook uitzetting) naar Marokko tot de sluiting van de grenzen op 23 februari 2021 wel degelijk mogelijk was, zodat eerst zeer recent de door hem geschetste nieuwe situatie is ontstaan.
6. De rechtbank oordeelt als volgt. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting is. De omstandigheid dat Marokko op dit moment het luchtruim en/of de grenzen heeft gesloten wegens de uitbraak van het coronavirus, is naar het oordeel van de rechtbank op dit moment nog aan te merken als een tijdelijke belemmering. Niet is gebleken dat dit zo lang zal duren dat uitzetting binnen een redelijke termijn niet mogelijk is. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn stelling dat op dit moment geoordeeld kan worden dat de tijdelijkheid zijn grens
1. vgl. ABRvS 29 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1141
heeft bereikt. Verder overweegt de rechtbank dat de vraag naar eventuele feitelijke belemmeringen voor uitzetting, pas aan de orde komt als de vlucht kan worden geboekt. Daarvoor is het eerst noodzakelijk dat een laissez passer (lp) is afgegeven, wat nu nog niet het geval is. Niet is gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten op voorhand te kennen hebben gegeven onder deze omstandigheden geen lp te zullen verstrekken aan eiser. In het vertrekgesprek van 17 februari 2021 is met eiser besproken dat eiser documenten zou kunnen overleggen om het onderzoek te bespoedigen. Tot op heden is niet gebleken dat eiser documenten heeft overgelegd waaruit zijn identiteit en/of nationaliteit blijkt, terwijl op eiser de rechtsplicht rust om Nederland te verlaten. Eisers beroepsgrond slaagt niet.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier.
De uitspraak is bekendgemaakt op
05 maart 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [nummer]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.