Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 11 november 2019, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 17 juni 2020, waarbij een mondelinge behandeling voor een meervoudige kamer is gelast;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 24 november 2020 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
“the valuation of our companies is connected and so is our future”,maar niet lang daarna (in juni/juli 2018) rees het volgende probleem met bijkomende irritaties: de dienstverlening in de nachtelijke uren voor niet door FHS gecontracteerde hotels, waarover partijen aparte afspraken moesten maken, maar daar niet uitkwamen. Verder was de verdeling van de markt, met name in Duitsland en Frankrijk, een heet hangijzer. In de gesprekken over de toekomst van de samenwerking is een aandelenovername over en weer onderzocht, maar ook daar kwamen partijen niet uit. Die overname leek begin oktober 2018 van de baan, tot frustratie van in ieder geval FHS en zorgen van FHS over het
commitmenten vertrouwen van [gedaagde] jegens haar. Tussendoor loopt een lange stroom van e-mails over tal van klantgerelateerde onderwerpen, waarbij zaken niet altijd soepel liepen en waarover tussen partijen irritatie ontstond. De toon van de e-mails werd steeds harder. Zo schreef [naam 3] (op 9 oktober 2018) aan [naam 2] en [naam 1]
“we are drifting towards distructive”, en [naam 1] aan [naam 3] (op 6 november 2018)
“we’re growing apart”. Het gevoel dat partijen aan het begin van de samenwerking hadden, dat van
“we zijn één grote familie”, was inmiddels volledig zoek. Vervolgens vond het gesprek plaats van 23 november 2018 tussen [naam 2] , [naam 6] en [naam 7] , met een volstrekt andere beleving van een en hetzelfde gesprek door partijen. [gedaagde] heeft dezelfde dag de samenwerking opgezegd.