[appellant] en [appellante] kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen. [appellant] en [appellante] hebben in het beroepschrift - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. De rechtbank concludeert dat er sprake is van een boedelachterstand ter hoogte van € 3.537,55 en dat deze achterstand is ontstaan doordat er pensioenen zijn afgekocht. [appellant] en [appellante] zijn van mening dat er sprake is van een uitkering van gelden van € 2.500,- , doch niet van een bedrag van € 3.537,55. Zij hebben de gelden gebruikt voor de aanschaf van een matras, spiraalbodem, computer en een aangepaste stoel.
Zij kwalificeren de uitgaven als noodzaak -doch zien in dat zij dit hadden moeten melden- en zij hebben er bij het verstrekken van de bankafschriften ook geen geheim van gemaakt.
Verder zijn [appellant] en [appellante] van mening dat als zij wel tijdig stukken hadden voorgelegd aan de rechter-commissaris en de noodzaak duidelijk hadden kunnen toelichten, dat er dan wel degelijk toestemming was verleend door de rechter-commissaris, danwel dat er toestemming verleend had moeten worden. Met betrekking tot het eigen risico is duidelijk dat ten gevolge hun gezondheidstoestand er ieder jaar rekening mee moet worden gehouden dat zij het volledige eigen risico dienen te voldoen aan de zorgverzekering. Zij hebben hier, net zoals in de afgelopen jaren, steeds een regeling voor weten te treffen, weshalve deze nieuwe schuld geen beletsel zou moeten opleveren en niet tot een tussentijdse beëindiging zou moeten leiden. Over 2015 is door hen geen aangifte inkomstenbelasting gedaan. [appellant] , op wie eigenlijk alle regelzaken neerkomen nu [appellante] tot tweemaal toe een herseninfarct heeft gehad, heeft de bewindvoerder benaderd met betrekking tot het doen van de aangifte over 2015. [appellant] heeft zich bij de bewindvoerder gemeld en kenbaar gemaakt dat hij zich geen raad wist, doch de bewindvoerder heeft letterlijk kenbaar gemaakt dat zij geen sociale instelling was en verder is er geen hulp of advies gekomen. In het verleden heeft een bekende van [appellant] en [appellante] de belastingaangifte ingevuld, doch deze bekende is overleden. Nadien heeft een tussenpersoon van de verzekering hen hierbij geholpen, doch deze is gestopt op enig moment. [appellant] moet toegeven dat hij altijd alles zelf heeft proberen te regelen, doch hij merkt dat ook hij op sommige punten overvraagd wordt, nu alle regelzaken bij hem terecht komen. [appellant] ziet in dat hij de hulp van derden dient in te schakelen op momenten dat hij zelf het overzicht niet heeft of niet weet op welke wijze hij dingen precies moet doen. Hij heeft overigens wel ervoor gezorgd dat de belastingdienst de aanslag heeft kwijtgescholden, weshalve op dit punt geen nieuwe schuld is ontstaan. Met betrekking tot het doorgeven van de actuele gegevens bij de Belastingdienst erkennen [appellant] en [appellante] dat dit niet tijdig is gebeurd, doch [appellant] heeft gemeend dat eerst de aanslag over 2016 afgewacht diende te worden, alvorens nieuwe gegevens door te geven om de toeslagen te laten wijzigen. Zij hebben op 10 augustus 2017 de actuele gegevens ingevuld en de toeslagen laten wijzigen, doch zijn bang dat als hier fouten bij gemaakt worden, dat hen dan verweten wordt dat er nieuwe schulden ontstaan ten gevolge van eventuele terugvorderingen van de Belastingdienst. Mocht het zo zijn, dat er daadwerkelijk recht is op hogere bedragen terzake de toeslagen, dan kunnen de nabetalingen nog worden aangewend om aan de boedel af te dragen. Dit punt zou dan ook niet van doorslaggevend belang moeten zijn bij de beoordeling van de tussentijdse beëindiging. Zij hebben familie van [appellante] bereid gevonden om een bedrag ad € 3.537,55 aan hen te schenken opdat zij aan hun afdrachtverplichting zullen kunnen voldoen.