Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
Dat [appellant] stappen heeft ondernomen om de door hem gestelde onjuiste voorlichting door de verkoper aan te pakken, bijvoorbeeld door vermindering (en dus terugbetaling van een deel) van de overnamesom na te streven, is evenmin gebleken, terwijl dit - mede ook in het belang van zijn eigen crediteuren – blijkens het eigen betoog van [appellant] zonder meer in de rede had gelegen. Tenslotte is niet gebleken dat [appellant] in het kader van de gelden als vrijgekomen door afkoop van de verzekering - terwijl [appellant] al doende was toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling en wist van de onmogelijkheid alle crediteuren te kunnen voldoen - al zijn crediteuren op gelijke wijze heeft laten delen in de opbrengst van bedoelde afkoop. In ieder geval heeft [appellant] niet de belastingschulden als eerste, met inachtneming van de wettelijke preferentie, voldaan, althans dit is gesteld noch gebleken.