3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. a) Pyton is een onderneming die communicatie- en informatiesystemen op computergebied ontwikkelt en exploiteert.
b) [geïntimeerde] is op 21 september 2009 in de functie van administratief medewerker werkzaamheden bij Pyton gaan verrichten voor uitzendbureau Coulant Interim.
c) op 11 maart 2010 is tussen [geïntimeerde] en Pyton een arbeidsovereenkomst tot stand gekomen voor de duur van 12 maanden. Voorts is tussen [geïntimeerde] en Pyton op 1 maart 2011 een arbeidsovereenkomst tot stand gekomen wederom voor de duur van 12 maanden, terwijl op 1 maart 2012 tussen [geïntimeerde] en Pyton een arbeidsovereenkomst is gesloten voor de duur van 6 maanden. Alle drie de arbeidsovereenkomsten zien op een functie van [geïntimeerde] als administraties medewerker.
d) tijdens een gesprek op 20 juni 2012 heeft de algemeen directeur van Pyton, de heer [algemeen directeur van Pyton], aan [geïntimeerde] te kennen gegeven dat de arbeidsovereenkomst per 31 augustus 2012 niet zou worden verlengd. Na dit gesprek is [geïntimeerde] naar huis gegeaan.
e) bij brief van 29 juni 2012 heeft Pyton [geïntimeerde] bericht:
“
Met dit schrijven bevestigen wij onze afspraak over het beëindigen van het halfjaarcontract die gestart is op 01 maart 2012 en daarom eindigt op 31 augustus 2012. Zoals we je al hebben laten weten hebben wij besloten dat je je werkzaamheden per direct stopt”.
f) bij brief van 30 augustus 2012 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] ([gemachtigde], van de rechtsbijstand stichting Klaverblad) aan Pyton bericht, dat Pyton het dienstverband met [geïntimeerde] op 29 juni 2012 met ingang van 1 september 2012 heeft opgezegd, maar dat opzegging per brief niet mogelijk is, omdat op grond van artikel 668a lid 1b en lid 2 BW op 1 maart 2012 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan. Voorts heeft [gemachtigde] aan Pyton bericht dat [geïntimeerde] het ontslag met ingang van 1 september 2012 accepteert, maar aanspraak maakt op de gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:677 lid 2 en 4 jo 7:680 BW.
g) bij brief van 20 september 2012 heeft Pyton aan [gemachtigde] bericht dat [geïntimeerde] na de mededeling van Pyton dat zij niet in aanmerking kwam voor een nieuw contract eenzijdig heeft besloten te stoppen met het verrichten van werkzaamheden voor Pyton, waarmee Pyton heeft ingestemd. Voorts heeft Pyton bericht
“Voor wat betreft de gefixeerde schadevergoeding waar u over spreekt kunnen wij kort zijn. Wij hebben niet opgezegd. Wij hebben alleen ruim op tijd aangegeven dat wij geen nieuw contract zouden aanbieden na beëindiging van het lopende contract. Dit puur zodat uw client voldoende tijd had een nieuwe werkgever te vinden. Deze schadevergoeding is dus niet van toepassing.”.
h) bij brief van 25 september 2012 van [gemachtigde] aan Pyton heeft [gemachtigde] de gevorderde gefixeerde schadevergoeding, te weten over de maand september 2012, nader gespecificeerd en tevens gespecificeerd op vergoeding van welke opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen [geïntimeerde] aanspraak maakt over de periode tot 1 september 2012.
i. i) bij brief van 28 september 2012 heeft Pyton aan [gemachtigde] bericht dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en voorts dat [geïntimeerde] geen recht heeft op uitbetaling van verlofdagen, omdat zij eenzijdig heeft besloten de werkzaamheden voor Pyton te staken.
j) bij brief van 4 oktober 2012 van [gemachtigde] aan Pyton schrijft [gemachtigde] dat [geïntimeerde] de arbeidsovereenkomst niet eenzijdig heeft opgezegd.
k) bij e-mail van 9 oktober 2012 heeft Pyton voorgesteld om 1 maand vakantiegeld over te maken en daarmee de zaak af te ronden.
l) bij e-mail van 12 oktober 2012 heeft [geïntimeerde] Pyton laten weten niet met voornoemd voorstel akkoord te gaan.
m) bij e-mail van 15 oktober 2012 heeft Pyton bericht bij haar voorstel te blijven.
n) Pyton heeft geen toestemming aan het UWV gevraagd voor de opzegging van de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde].
3.2.1.Bij dagvaarding d.d. 17 december 2012 heeft [geïntimeerde] de onderhavige procedure aanhangig gemaakt en gevorderd om Pyton te veroordelen tot, kort gezegd, vergoeding aan [geïntimeerde] van:
het salaris over de periode 1 september 2012 tot 1 oktober 2012 ad € 1.900,00 bruto;
het vakantiegeld over de periode 1 september 2012 tot 1 oktober 2012 ad € 152,00 bruto;
de waarde van niet-genoten verlofuren over de periode van 1 september 2012 tot 1 oktober 2012 inclusief 8% vakantietoeslag ad € 142,04 bruto;
81,5 verlofuren opgebouwd, maar niet genoten over 2012 tot 1 september 2012 inclusief 8% vakantietoeslag ad € 1.205,87 bruto;
met wettelijke rente en wettelijke verhoging en met veroordeling van Pyton in de buitengerechtelijke kosten ad € 544, 50 en in de proceskosten.
3.2.2.Aan haar vordering in eerste aanleg betreffende de maand september heeft [geïntimeerde], kort gezegd, ten grondslag gelegd dat Pyton de arbeidsovereenkomst onregelmatig heeft opgezegd. Daar de laatste arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:668a lid 1aanhef en onder b en lid 2 BW gold als een arbeidsovereenkomst aangegaan voor onbepaalde tijd en deze niet meer van rechtswege kon eindigen op 31 augustus 2012, had Pyton de arbeidsovereenkomst met in achtneming van de geldende opzegtermijn, zijnde de maand september, moeten opzeggen.
Voor het geval wordt geoordeeld dat Pyton voldoende opzegtermijn in acht heeft genomen heeft [geïntimeerde] aan haar vorderingen betreffende de maand september ten grondslag gelegd dat deze bedragen haar bij wijze van compensatie toekomen, omdat Pyton in strijd met goed werkgeverschap heeft nagelaten toestemming aan het UWV te verzoeken voor opzegging van de arbeidsovereenkomst met haar en Pyton aldus de periode die met opzegging gepaard gaat in strijd met goed werkgeverschap heeft verkort.