ECLI:NL:GHARL:2024:4865
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende inzicht in de schuldenlast
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, dat op 24 juni 2024 werd gewezen. De appellant, die een eenmanszaak en een vennootschap onder firma exploiteert, had een verzoek ingediend tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp) om een faillissementsverzoek van een schuldeiser af te wenden. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, omdat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden. Het hof heeft de zaak in hoger beroep behandeld en vastgesteld dat de appellant onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn schuldenlast. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 juli 2024 is gebleken dat de appellant niet alleen schulden had bij verschillende schuldeisers, maar ook betrokken was bij meerdere gerechtelijke procedures. Het hof oordeelde dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd van zijn goede trouw en dat de omvang van zijn schuldenlast onduidelijk bleef. Het hof heeft de afwijzing van de rechtbank bekrachtigd, omdat de appellant niet voldeed aan de vereisten van artikel 288 Fw, die eisen stelt aan de goede trouw van de schuldenaar. De appellant had weliswaar aangegeven dat hij in loondienst werkt en betalingsregelingen heeft getroffen, maar het hof oordeelde dat de omstandigheden rondom het ontstaan van de schulden nog niet onder controle waren. Het hoger beroep is daarom afgewezen en het vonnis van de rechtbank is bekrachtigd.