ECLI:NL:GHAMS:2019:1667

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 mei 2019
Publicatiedatum
15 mei 2019
Zaaknummer
200.251.698/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig ontslag op staande voet en toekenning van vergoedingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet van een werknemer, [appellant], door zijn werkgever, De Sneeker Pan V.O.F. en de vennoten [vennoot X] en [vennoot Y]. Het hof oordeelde dat het ontslag niet rechtsgeldig was, omdat er geen dringende reden voor het ontslag was aangetoond. De werknemer had op 20 juni 2018 een heftige woordenwisseling gehad met zijn werkgever, wat leidde tot het ontslag. De werkgever had camerabeelden en geluidsopnames overgelegd als bewijs voor de bedreigingen die de werknemer zou hebben geuit, maar het hof oordeelde dat deze niet voldoende bewijs boden voor de gestelde bedreigingen. Het hof heeft de verzoeken van de werknemer om een billijke vergoeding van € 30.000,-, een transitievergoeding van € 4.261,- en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging toegewezen. Daarnaast werd de werkgever veroordeeld tot het opstellen van een deugdelijke eindafrekening en het verstrekken van specificaties en een jaaropgave over 2018, op straffe van een dwangsom. De kosten van de procedure werden ook aan de werkgever opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.251.698/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: 7099553 EA 18-624
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 14 mei 2019
inzake
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. E.A.M. Heidstra te Amsterdam,
tegen

1.DE SNEEKER PAN V.O.F.,

gevestigd te Amsterdam,
2. [vennoot X] ,vennoot van geïntimeerde sub 1,
wonende te [woonplaats] ,
3. [vennoot Y] ,vennoot van geïntimeerde sub 1,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. B.B.A. Willering te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] , De Sneeker Pan, [vennoot X] en [vennoot Y] genoemd. Geïntimeerden worden gezamenlijk aangeduid als De Sneeker Pan c.s.
[appellant] is bij beroepschrift met producties, ontvangen ter griffie van het hof op
21 december 2018, onder aanvoering van negen grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) op 2 oktober 2018 onder bovenvermeld zaaknummer heeft gegeven.
Het beroepschrift strekt ertoe, zakelijk weergegeven, dat het hof de genoemde beschikking zal vernietigen en voor recht zal verklaren dat het ontslag op staande voet d.d. 20 juni 2018 onrechtmatig is gegeven wegens het ontbreken van een dringende reden. Tevens wordt verzocht om De Sneeker Pan c.s. hoofdelijk en uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot:
  • betaling van een billijke vergoeding ex artikel 7:683 lid 3 BW groot € 30.000,- bruto, een transitievergoeding groot € 4.261,- bruto en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging ex artikel 7:672 lid 10 BW, alles te vermeerderen met de wettelijke rente,
  • het opstellen van een deugdelijke eindafrekening,
  • betaling van niet-uitgekeerde fooien, vergoeding voor opgebouwde maar niet-genoten vakantiedagen en kleine loonverschillen, alles te vermeerderen met de wettelijke rente,
  • overlegging van deugdelijke specificaties en - na vermeerdering van het verzoek tijdens de mondelinge behandeling - een jaaropgave over 2018, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
een en ander met hoofdelijke veroordeling van De Sneeker Pan c.s. in de kosten van de procedure in beide instanties, inclusief nakosten.
Op 15 februari 2019 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep van De Sneeker Pan c.s. ingekomen, inhoudende het verzoek de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen en [appellant] te veroordelen in de kosten van de procedure in hoger beroep, inclusief nakosten.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 27 maart 2019. Bij die gelegenheid hebben partijen door hun in de aanhef van deze beschikking genoemde advocaten het woord gevoerd, mr. Heidstra aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. De Sneeker Pan c.s. hebben nog producties in het geding gebracht waaronder camerabeelden die tijdens de mondelinge behandeling zijn vertoond. Partijen hebben vragen van het hof beantwoord.
Beide partijen hebben bewijs van hun stellingen aangeboden.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten. Uitspraak is bepaald op heden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking onder 1, 1.1 tot en met 1.11, een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Met grief 1, a tot en met d, maakt [appellant] bezwaar tegen de weergave onder 1.4 tot en met 1.7 en 1.9 tot en met 1.11 van de beschikking. Voor zover nodig voor de beoordeling van het hoger beroep houdt het hof daar hierna rekening mee. Nu de overige feiten in hoger beroep niet in geschil zijn, dienen deze (overige) feiten - voor zover in hoger beroep van belang - ook het hof tot uitgangspunt.
2.1
De Sneeker Pan c.s. exploiteren een restaurant en bezorgservice te Amsterdam.
2.2
[appellant] , geboren op [in] 1982, is op 1 juni 2011 fulltime in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) De Sneeker Pan als restaurant-medewerker. Laatstelijk was hij werkzaam als kok op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tegen een salaris van € 1.578,- bruto per maand exclusief vakantiebijslag.
2.3
Op 18 juni 2018 heeft in de keuken van het restaurant een heftige woordenwisseling plaatsgevonden tussen [appellant] en [vennoot X] naar aanleiding van een klacht van een klant over een aangebrande pannenkoek.
2.4
De Sneeker Pan c.s. hebben naar aanleiding van dit incident op 19 juni 2018 twee camera’s opgehangen in de keuken. [appellant] was die dag vrij.
2.5
Op 20 juni 2018 heeft [appellant] ’s ochtends kort na 9:00 uur gezien dat in de keuken camera’s waren opgehangen. [appellant] is daar boos over geworden, heeft met zijn hand tegen één van de camera’s geslagen en heeft de kabels van de camera’s losgetrokken.
2.6
Daarover is een discussie ontstaan tussen [vennoot X] , [vennoot Y] en [appellant] . [appellant] heeft de politie gebeld. De agenten die ter plaatse zijn verschenen hebben [appellant] geadviseerd om juridisch advies in te winnen in verband met zijn bezwaar tegen de camera’s in de keuken.
2.7
[appellant] heeft op 20 juni 2018 gedurende enige tijd de werkplek verlaten. Hem is van de zijde van De Sneeker Pan c.s. gezegd dat hij de werkplek niet mocht verlaten en door moest werken.
2.8
[appellant] heeft zich op 20 juni 2018 ziekgemeld.
2.9
Op 20 juni 2018 heeft [vennoot Y] bij de politie aangifte gedaan van bedreiging door [appellant] . Op 23 juni 2018 heeft [vennoot X] eveneens bij de politie aangifte gedaan van bedreiging door [appellant] .
2.1
Bij brief van 20 juni 2018 hebben [vennoot Y] en [vennoot X] [appellant] op staande voet ontslagen. In de brief staat voor zover thans van belang het volgende:
“(…)
Op 20 juni 2018 hebben wij u medegedeeld dat wij u op staande voet ontslaan. Met deze brief bevestigen wij u schriftelijk het ontslag. De redenen voor ontslag op staande voet zijn de volgende.
Op 18 Juni 2018 heeft u zich schuldig gemaakt aan misdrijven waardoor het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt. Concreet heeft u de werkgever bedreigd met de dood, op een manier waarbij er ook daadwerkelijk gevaar was voor de werkgever door met een mes die u voorhanden had in de keuken te zwaaien en zei: Ik maak jullie dood.
Ook heeft u op 19 Juni 2018 opzettelijk eigendommen van de werkgever beschadigd door de camera’s die geplaatst waren in de keuken van de muren af te trekken en deze niet meer gebruikt kunnen worden.
Tevens weigert u de bevelen op te volgen van de werkgever.
Wij hebben u op 20 juni 2018 geconfronteerd met de absolute onwenselijkheid van uw gedrag. Uw reactie daarop was als volgt of van gelijke strekking: I will kill you, i’m really quick with knives. After work i’ll call you and i come with a friend to kill you.
Gezien de redenen die wij hierboven hebben aangevoerd en uw reactie op onze mededeling, is er op dit moment een situatie ontstaan die dus danig ernstig is dat een verdere samenwerking met u per direct onmogelijk is geworden. Wij zijn daarom genoodzaakt op u op staande voet te ontslaan.
(…)”
2.11
De Sneeker Pan c.s. hebben het salaris van [appellant] doorbetaald tot en met 20 juni 2018. Op 17 september 2018 is [appellant] een bedrag uitbetaald van in totaal € 513,- aan vergoeding van niet-genoten vakantiedagen, achterstallig loon en fooien.

3.Beoordeling

3.1
In eerste aanleg heeft [appellant] verzocht, na wijziging van eis en overeenkomstig de weergave in de beschikking, een verklaring voor recht dat het ontslag niet rechtsgeldig is wegens het ontbreken van een dringende reden en veroordeling van De Sneeker Pan c.s. tot betaling van een billijke vergoeding van € 30.000,- bruto, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding van € 4.261,- bruto, alles met rente. Verder heeft [appellant] verzocht om De Sneeker Pan c.s. te veroordelen tot het opstellen van een deugdelijke eindafrekening, uitbetaling van niet-genoten vakantiedagen en niet-uitbetaalde fooien, eveneens met rente, en afgifte van deugdelijke specificaties op straffe van verbeurte van een dwangsom, een en ander met veroordeling van De Sneeker Pan c.s. in de kosten van de procedure.
3.2.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat [appellant] onverwijld en op goede gronden op staande voet is ontslagen en heeft de verzoeken van [appellant] afgewezen. De kantonrechter heeft daartoe overwogen dat de stellingen van partijen over de gebeurtenissen op 18 en 20 juni 2018 verschillen. De kantonrechter heeft de lezing van De Sneeker Pan c.s. aannemelijker geacht omdat deze steun vindt in de aangiftes bij de politie en de ter zitting getoonde beeld- en geluidsopnames. Uit de beelden blijkt dat [appellant] kennelijk woedend de camera’s met geweld onklaar heeft gemaakt. [appellant] had niet het recht om zo met eigendommen van zijn werkgever om te gaan en had hierover met zijn werkgever in gesprek moeten gaan. Ook blijkt uit de beelden dat het [appellant] is geweest die zich agressief opstelde en schreeuwde naar [vennoot X] en [vennoot Y] . De kantonrechter is ervan uitgegaan dat De Sneeker Pan c.s. ook zonder dwangsom een deugdelijke eindafrekening zullen verstrekken.
3.3
Tegen dit oordeel en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] op in hoger beroep. De grieven 2 en 3 van [appellant] zijn gericht tegen de conclusie dat [appellant] op goede gronden op staande voet is ontslagen. Met grief 4 betoogt [appellant] dat hij aanspraak heeft op een transitievergoeding. Grief 5 heeft betrekking op het oordeel dat er geen plaats is voor het toekennen van een billijke vergoeding. Met grief 6 betoogt [appellant] dat hij aanspraak heeft op een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Grief 7 klaagt erover dat het verzoek om uitbetaling van fooien, loonverschillen en vakantiedagen, onder overlegging van een eindspecificatie, ongemotiveerd is afgewezen. Grief 8 houdt in dat de verzoeken van [appellant] ten onrechte zijn afgewezen en grief 9 ziet op de proceskostenveroordeling.
De Sneeker Pan c.s. hebben de grieven gemotiveerd bestreden. Naar aanleiding van de grieven overweegt het hof als volgt.
Dringende reden
3.4
De kernvraag die voorligt, is of er sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Partijen zijn verdeeld over de vraag of De Sneeker Pan c.s. [appellant] (ook) mondeling op staande voet hebben ontslagen. Omdat [appellant] dit gemotiveerd heeft betwist en De Sneeker Pan c.s. hun desbetreffende stellingen niet nader hebben onderbouwd, neemt het hof als vaststaand aan dat [appellant] (alleen) per brief van 20 juni 2018 op staande voet is ontslagen. Voor de beoordeling van de vraag of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zijn de aan [appellant] opgegeven redenen zoals vermeld in de ontslagbrief maatgevend en wordt het geschil tussen partijen afgebakend door de daarin genoemde verwijten.
3.5
Het hof overweegt dat voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet vereist is dat dit onverwijld is gegeven. Anders dan door [appellant] is gesteld, is het hof van oordeel dat van een onverwijld gegeven ontslag sprake is nu dat op 20 juni 2018 is gegeven in verband met - volgens de ontslagbrief - gedragingen op 18, 19 en 20 juni 2018.
3.6
Voorts is vereist dat bij een ontslag op staande voet de dringende reden onverwijld aan de wederpartij wordt meegedeeld. De strekking daarvan is dat het voor de wederpartij onmiddellijk duidelijk behoort te zijn welke eigenschappen of gedragingen de ander hebben genoopt tot het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. De wederpartij moet zich immers na de mededeling kunnen beraden of hij de opgegeven reden(en) als juist erkent en als dringend aanvaardt. De redenen zijn in de ontslagbrief van 20 juni 2018 vermeld.
3.7
De werkgever die een werknemer aldus heeft ontslagen, dient in geval van betwisting van de dringende reden door de werknemer te stellen en zo nodig te bewijzen dat de door de werkgever meegedeelde ontslaggrond zich heeft voorgedaan en is aan te merken als dringende reden.
3.8
[appellant] heeft gemotiveerd betwist dat hij op 18 juni 2018 zijn werkgever, daarmee wordt bedoeld [vennoot X] , met de dood heeft bedreigd. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep hebben De Sneeker Pan c.s. desgevraagd verklaard dat hiervan geen ander bewijs beschikbaar is dan de overgelegde aangiftes van bedreiging van [vennoot Y] en [vennoot X] . [appellant] heeft eveneens gemotiveerd betwist dat hij op
19 (het hof leest:
20) juni 2018 opzettelijk eigendommen van De Sneeker Pan c.s. heeft beschadigd door camera’s van de muren af te trekken waardoor deze niet meer gebruikt konden worden. Op de camerabeelden die tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep zijn vertoond, is alleen te zien dat [appellant] kabels van de camera’s heeft losgetrokken. Ander bewijs hebben De Sneeker Pan c.s. van dit verwijt niet aangeboden. [appellant] heeft ten slotte eveneens gemotiveerd betwist dat hij op 20 juni 2018 zijn werkgever met de dood heeft bedreigd. [appellant] heeft gesteld, voor zover bepaalde uitlatingen van hem als dreigend opgevat zouden kunnen worden, dat hij daarmee reageerde op eerdere, dreigende uitlatingen van zijn werkgever. De geluidsopnames die behoren bij de camerabeelden die tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep zijn vertoond, zijn dermate onduidelijk dat niet vastgesteld kan worden welke uitlatingen partijen die dag over en weer hebben gedaan. Slechts een zeer beperkt deel van de door partijen over en weer gedane uitlatingen is te verstaan. Daardoor is de context waarin de betreffende opmerkingen werden gemaakt niet duidelijk geworden. Het gedeelte van de geluidsopnames dat wel verstaanbaar is, is onvoldoende om te oordelen dat van de uitlatingen van [appellant] een bedreiging jegens zijn werkgever is uitgegaan. Ander bewijs hebben De Sneeker Pan c.s. van dit verwijt niet aangeboden.
3.9
Het hof overweegt dat De Sneeker Pan c.s. [appellant] , na de doodsbedreiging die hij op 18 juni 2018 zou hebben geuit, op 20 juni 2018 weer hebben toegelaten tot het verrichten van zijn werkzaamheden. Gelet hierop kan niet worden geconcludeerd dat het incident op 18 juni 2018, wat daar ook van zij, voor De Sneeker Pan c.s. heeft gegolden als een dringende reden voor ontslag op staande voet. Verder staat door de camerabeelden vast dat [appellant] op 20 juni 2018 geen camera’s van de muur heeft getrokken terwijl niet is komen vast te staan dat de camera’s niet meer gebruikt konden worden. Met de overgelegde camerabeelden en geluidsopnames hebben De Sneeker Pan c.s. de gestelde doodsbedreiging door [appellant] op 20 juni 2018 niet bewezen. Bovendien heeft [appellant] onweersproken gesteld dat zijn mogelijk dreigende uitlatingen gezien moeten worden als reactie op eerdere, dreigende taal van De Sneeker Pan c.s. aan zijn adres. Het verwijt dat [appellant] zou weigeren om bevelen van de werkgever op te volgen, wat daarvan ook zij, rechtvaardigt ten slotte evenmin ontslag op staande voet. Gezien het vorenstaande concludeert het hof dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven wegens het ontbreken van een dringende reden. De verzochte verklaring voor recht met die strekking zal daarom worden toegewezen.
Transitievergoeding
3.1
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat van ernstige verwijtbaarheid in de zin van artikel 7:673 lid 7 aanhef en sub c BW aan de kant van [appellant] niet gesproken kan worden zodat hij aanspraak heeft op een transitievergoeding. De hoogte van de door [appellant] verzochte transitievergoeding ten bedrage van € 4.261,- is tussen partijen niet in geschil zodat dit bedrag zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2018, waartegen De Sneeker Pan c.s. geen zelfstandig verweer hebben gevoerd.
Vergoeding wegens onregelmatige opzegging
3.11
Nu de dringende reden voor het ontslag op staande voet niet is komen vast te staan, betekent dit dat de aan [appellant] verrichte opzegging zonder inachtneming van de opzegtermijn is geschied en [appellant] aanspraak heeft op een vergoeding wegens onregelmatige opzegging als bedoeld in artikel 7:672 lid 10 BW. De hoogte van deze vergoeding is evenmin in geschil. De vergoeding zal als hierna te melden worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2018, waartegen De Sneeker Pan c.s. geen zelfstandig verweer hebben gevoerd.
Billijke vergoeding
3.12
Het vorenstaande brengt mee dat het hof aan [appellant] – die zijn verzoek tot vernietiging van de opzegging in eerste aanleg heeft ingetrokken, en aanspraak heeft gemaakt op een billijke vergoeding – een billijke vergoeding kan toekennen. [appellant] heeft verzocht om toekenning van een billijke vergoeding ten bedrage van € 30.000,- en heeft daartoe aangevoerd dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst op een zeer laakbare en ernstig verwijtbare wijze door De Sneeker Pan c.s. is geforceerd. [appellant] vermoedt dat zijn verzoek om loonsverhoging, fooien en vakantie hiervoor de aanleiding is geweest. De financiële gevolgen zijn groot voor hemzelf en zijn jonge gezin. [appellant] heeft sinds kort inkomsten uit een oproepcontract op basis van gemiddeld 20 uur per week. [appellant] heeft als gevolg van een en ander stressklachten en heeft zich daarvoor onder behandeling van zijn huisarts moeten stellen. [appellant] werkte al jaren bij De Sneeker Pan c.s. en had dit nog vele jaren, minimaal nog drie jaar, willen voortzetten. [appellant] heeft ten slotte bepleit dat rekening moet worden gehouden met het feit dat zijn overige nevenverzoeken lage bedragen betreffen als gevolg van zijn lage brutosalaris. De Sneeker Pan c.s. hebben geen zelfstandig verweer gevoerd tegen de hoogte van de verzochte billijke vergoeding.
3.13
Voor de berekening van de toe te kennen billijke vergoeding dient acht te worden geslagen op de door de Hoge Raad in de New Hairstyle-beschikking (30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187) genoemde, en nadien herhaalde, gezichtspunten. Van deze gezichtspunten zijn, nu daar door [appellant] impliciet of expliciet een beroep is gedaan, in de onderhavige situatie in het bijzonder de volgende van belang:
a. resterende duur dienstverband zonder het ernstig verwijtbare gedrag werkgever
[appellant] heeft onweersproken aangevoerd dat zijn arbeidsovereenkomst met
De Sneeker Pan c.s. zonder het onterecht gegeven ontslag op staande voet nog minimaal drie jaar zou hebben voortgeduurd. Het hof acht evenwel niet onaannemelijk dat het dienstverband eerder zou zijn geëindigd, gelet op het sluimerende conflict tussen partijen over het uitblijven van een loonsverhoging voor [appellant] en over de uitbetaling van fooien en vakantiedagen. Dit had kunnen leiden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsverhouding op een termijn van één jaar, rekening houdende met de opzegtermijn en de proceduretijd.
b. verworven of te verwerven inkomsten
[appellant] heeft onweersproken aangevoerd dat hij sinds kort inkomsten heeft uit parttime werk. Het hof gaat ervan uit dat de kansen van [appellant] op het vinden van werk in de horeca ten tijde van het ontslag niet slecht te noemen waren, welke verwachting ook is uitgekomen nu hij ander werk heeft gevonden, zij het vooralsnog parttime.
c. mate van verwijt aan De Sneeker Pan c.s.
De Sneeker Pan c.s. hebben [appellant] ten onrechte op staande voet ontslagen. Dat impliceert op zich al dat De Sneeker Pan c.s. ernstig verwijtbaar hebben gehandeld. Het hof acht voor het vaststellen van de (mate van) ernstige verwijtbaarheid verder van belang dat De Sneeker Pan c.s. door het ophangen van camera’s het conflict met [appellant] hebben laten escaleren, althans niet hebben beperkt, terwijl in dit opzicht van De Sneeker Pan c.s. als werkgever meer verwacht had mogen worden.
d. toegekende vergoedingen
[appellant] heeft gesteld dat rekening moet worden gehouden met het feit dat zijn overige nevenverzoeken lage bedragen betreffen als gevolg van zijn lage brutosalaris.
De Sneeker Pan c.s. hebben dat niet gemotiveerd weersproken, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
e. stress
[appellant] heeft onbetwist gesteld dat de onderhavige situatie hem veel stress heeft gegeven. Aan een langdurig dienstverband is door onterechte beschuldigingen plotseling een einde gekomen. Het hof zal hiermee rekening houden.
Slotsom billijke vergoeding
Zowel de te verwachten resterende duur van de arbeidsrelatie met De Sneeker Pan c.s. als de huidige kansen op de arbeidsmarkt van [appellant] zijn moeilijk vast te stellen. Het hof kan niet meer dan daarvan een inschatting maken, zoals hierboven ook is gedaan. Daar komt bij dat [appellant] over de periodes dat hij werkloos is aanspraak kan maken op een werkloosheidsuitkering. Rekening houdend met alle hierboven genoemde omstandigheden, waaronder ook het door [appellant] na het ontslag op staande voet gederfde loon, en de hoogte van de transitievergoeding en de vergoeding wegens onregelmatige opzegging die aan [appellant] zullen worden toegewezen, zal het hof een billijke vergoeding ten bedrage van € 10.000,- bruto toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf heden, waartegen De Sneeker Pan c.s. geen zelfstandig verweer hebben gevoerd.
Eindafrekening
3.14
[appellant] heeft onweersproken gesteld dat hij geen deugdelijke eindafrekening van De Sneeker Pan c.s. heeft ontvangen hoewel De Sneeker Pan c.s. in hun verweerschrift in hoger beroep hebben aangekondigd dat hij deze nog vóór de mondelinge behandeling in hoger beroep zou ontvangen. Het desbetreffende verzoek van [appellant] zal daarom worden toegewezen.
Fooien, vergoeding van niet-genoten vakantiedagen en kleine loonverschillen
3.15
[appellant] heeft onweersproken gesteld dat hij circa € 80,- (netto) aan fooien per week placht te ontvangen. Volgens [appellant] bedraagt het totaal aan achterstallig fooiengeld circa € 2.000,- (netto). De Sneeker Pan c.s. hebben dit bestreden met de stelling dat de fooien wekelijks werden uitbetaald en dat [appellant] alleen de fooien van de laatste tien dagen niet heeft ontvangen. [appellant] heeft zijn verzoek vervolgens niet nader onderbouwd wat, gelet op het gemotiveerde verweer van De Sneeker Pan c.s. wel van hem verwacht had mogen worden. Het verzoek zal daarom zowel voor wat betreft de fooien als de vergoeding van niet-genoten vakantiedagen en kleine loonverschillen eveneens worden afgewezen wegens gebrek aan onderbouwing.
Specificaties en jaaropgave 2018
3.16
De Sneeker Pan c.s. hebben geen verweer gevoerd tegen het verzoek van [appellant] om afgifte van deugdelijke specificaties met betrekking tot de verzochte vergoedingen en betalingen en een jaaropgave over 2018, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag dat De Sneeker Pan c.s. nalatig zijn om hieraan te voldoen. Dit verzoek zal daarom eveneens worden toegewezen waarbij de dwangsom zal worden gemaximeerd op een bedrag van € 5.000,-.
Slotsom
3.17
De slotsom luidt dat de grieven slagen. De bestreden beschikking zal worden vernietigd en er zal worden beslist als volgt. De verzoeken van [appellant] zullen worden toegewezen als hierna te melden. Feiten of omstandigheden die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden kunnen leiden, zijn noch (voldoende gemotiveerd) gesteld noch (gespecificeerd) te bewijzen aangeboden, zodat het hof aan het door partijen gedane bewijsaanbod voorbij gaat. De uitkomst van het hoger beroep brengt mee dat De Sneeker Pan c.s. hoofdelijk in de kosten van de procedure in beide instanties zullen worden veroordeeld.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beslissing;
en opnieuw rechtdoende:
verklaart voor recht dat het ontslag op staande voet d.d. 20 juni 2018 onrechtmatig is wegens het ontbreken van een dringende reden;
veroordeelt De Sneeker Pan c.s. hoofdelijk tot betaling aan [appellant] van:
een billijke vergoeding ex artikel 7:683 lid 3 BW groot € 10.000,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf heden;
een transitievergoeding groot € 4.261,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2018;
een vergoeding wegens onregelmatige opzegging gelijk aan het loon over de periode van 20 juni 2018 tot en met 31 augustus 2018, te vermeerderen met vakantiebijslag en wettelijke rente vanaf 20 juni 2018;
veroordeelt De Sneeker Pan c.s. hoofdelijk tot het opstellen van een deugdelijke eindafrekening;
veroordeelt De Sneeker Pan c.s. hoofdelijk tot afgifte van deugdelijke specificaties en een jaaropgave over 2018 binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag dat De Sneeker Pan c.s. nalatig zijn om hieraan te voldoen, tot een maximum van € 5.000,-;
veroordeelt De Sneeker Pan c.s. hoofdelijk in de kosten van de procedure in beide instanties en begroot deze kosten, voor zover tot heden aan de zijde van [appellant] gevallen, in eerste aanleg op € 79,- aan verschotten en € 400,- voor salaris en in hoger beroep op € 318,- aan verschotten en € 2.148.- aan salaris, en op € 157,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 82,- voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot, ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij deze beschikking uitgesproken veroordelingen en betekening van deze beschikking heeft plaatsgevonden;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. W. de Groot, F.J. Verbeek en
A. van Zanten-Baris en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2019.