Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief 1 en 2betoogt [appellant] kort gezegd het volgende. [appellant] ouders hebben de PGB ten behoeve van henzelf aangevraagd; het PGB is aan hen toegekend, niet aan of ten behoeve van [appellant] . Zijn ouders zijn dan ook niet opgetreden als wettelijk vertegenwoordiger van [appellant] . Het Zorgkantoor heeft zich dan ook steeds tot [appellant] ouders gericht, onder meer in de beschikkingen van 7 juli 2011 en 23 mei 2012; pas nadat hij op 23 oktober 2014 meerderjarig was geworden, is [appellant] zelf aangeschreven. [appellant] voert verder (subsidiair) aan dat de PGB-aanvraag is gedaan door zijn school.
grief 3aldus dat volgens [appellant] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat hij de PGB-schulden zou moeten terugbetalen, terwijl hij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het ontstaan van de schuld en hem van het niet tijdig afleggen van verantwoording voor de besteding van de PGB’s ook geen enkel verwijt valt te maken.