ECLI:NL:GHAMS:2014:1636

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2014
Publicatiedatum
8 mei 2014
Zaaknummer
200.131.937-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens verdenking van diefstal van mobiele telefoons uit loods werkgever

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een werknemer, [appellant], die op staande voet is ontslagen door zijn werkgever, AVIAPARTNER CARGO B.V., wegens verdenking van diefstal van mobiele telefoons. De werknemer was sinds 2003 in dienst bij AVIAPARTNER en had een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De verdenking van diefstal ontstond na de vermissing van 43 mobiele telefoons, die op 19 april 2012 in de bedrijfsruimte van AVIAPARTNER waren opgeslagen. Op die dag was [appellant] werkzaam in die ruimte en zijn gedragingen werden vastgelegd door een bewakingscamera. De beelden toonden aan dat hij zich op verdachte wijze gedroeg in de nabijheid van het pakket met de telefoons, wat leidde tot de verdenking van diefstal.

Na de melding van de vermissing op 20 april 2012, heeft AVIAPARTNER op 25 april 2012 [appellant] op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief werd aangegeven dat zijn gedragingen het vertrouwen in hem ernstig hadden beschaamd en dat er een dringende reden voor ontslag aanwezig was. [appellant] ging in hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter, die het ontslag had goedgekeurd. Hij voerde aan dat er geen dringende reden voor het ontslag was en vorderde onder andere doorbetaling van zijn loon.

Het hof oordeelde dat de verdenking van diefstal volkomen gegrond was, gezien de camerabeelden en de omstandigheden. De betrokkenheid van [appellant] bij het 'inbouwen' van het pakket en zijn gedrag na de vermissing waren overtuigende aanwijzingen voor zijn betrokkenheid bij de diefstal. Het hof bevestigde dat AVIAPARTNER op goede gronden het ontslag had gegeven en dat er een dringende reden voor het ontslag bestond. De vorderingen van [appellant] werden afgewezen en het vonnis van de kantonrechter werd bekrachtigd.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.131.937/01
zaaknummer rechtbank (Noord-Holland) : 574414 / CV EXPL 12-12510
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 6 mei 2014
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats], gemeente [gemeente],
appellant,
advocaat:
mr. M.S. Katte Amsterdam,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AVIAPARTNER CARGO B.V.,
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
geïntimeerde,
advocaat:
mr. I.M.C.A. Reinders Folderte Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna respectievelijk[appellant] en Aviapartner genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 17 mei 2013 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, afdeling privaatrecht, sectie kanton, locatie Haarlem, hierna ‘de kantonrechter’, van 20 februari 2013, in deze zaak onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen hem als eiser en Aviapartner als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, tevens houdende vermeerdering van eis;
- memorie van antwoord.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 14 maart 2014 doen bepleiten,[appellant] door zijn in de aanhef van dit arrest genoemde advocaat en Aviapartner door mr. W.M. Hes, advocaat te Amsterdam. Bij deze gelegenheid zijn op verzoek van[appellant] door een bewakingscamera in een bedrijfsruimte van Aviapartner gemaakte beelden vertoond, hebben partijen vragen van het hof beantwoord, in het bijzonder vragen naar aanleiding van deze beelden, en heeft[appellant] een usb-stick met daarop de vertoonde camerabeelden in het geding gebracht.
[appellant] heeft bij de memorie van grieven zijn eis vermeerderd en geconcludeerd, kort gezegd, dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog – uitvoerbaar bij voorraad – zijn vermeerderde vorderingen zoals aan het slot van de memorie van grieven vermeld zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten.
Aviapartner heeft geconcludeerd, kort gezegd en naar het hof begrijpt, tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en afwijzing van de vorderingen van[appellant] zoals in hoger beroep luidend, met – uitvoerbaar bij voorraad – beslissing over de proceskosten.
Beide partijen hebben bewijs van hun stellingen aangeboden.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder het kopje ‘De feiten’, de feiten vastgesteld die hij in deze zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Over de juistheid van die feiten bestaat geen geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.

3.Beoordeling

3.1.
Aviapartner drijft een onderneming die zich, onder meer, bezighoudt met het verwerken van vracht op de luchthaven Schiphol.[appellant] is op 1 november 2003 in dienst van Aviapartner getreden en dit sindsdien onafgebroken gebleven. Hij is laatstelijk werkzaam geweest in de functie van ‘senior loodsmedewerker’. In 2005 zijn partijen een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan.[appellant] heeft in zijn genoemde functie werkzaamheden verricht in een bedrijfsruimte van Aviapartner waarin, in het kader van de bedrijfsvoering van Aviapartner, zaken toebehorend aan derden werden opgeslagen.
3.2.
Op 20 april 2012 heeft een klant van Aviapartner aan Aviapartner mededeling gedaan van de vermissing van 43 mobiele telefoons van het merk Samsung. Deze vermissing is door de betrokken klant opgemerkt in Frankfurt, Duitsland, waarnaar de vracht waarvan de telefoons deel uitmaakten vanaf Schiphol was vervoerd.[appellant] was daags tevoren, op 19 april 2012, werkzaam in de bedrijfsruimte van Aviapartner op Schiphol waarin zich een pakket bevond met daarin de naderhand als vermist opgegeven telefoons. In die ruimte zijn toen ook andere werknemers van Aviapartner aanwezig geweest.
3.3.
In de hierboven bedoelde bedrijfsruimte hing een bewakingscamera, waarmee opnamen zijn gemaakt van gebeurtenissen in die ruimte op 19 april 2012. Blijkens de onweersproken toelichting van Aviapartner tijdens de pleidooien in hoger beroep was de camera voorzien van een sensor die reageerde op bewegingen in de ruimte en die ervoor zorgde dat de camera telkens wanneer de sensor een beweging waarnam, beelden opnam van hetgeen zich in de bedrijfsruimte afspeelde. Als de sensor geen bewegingen waarnam, werden geen opnamen gemaakt.
3.4.
Op de beelden die op 19 april 2012 zijn gemaakt en die door middel van de onder 1 genoemde usb-stick in het geding zijn gebracht, is eerst alleen het pakket zichtbaar waarin zich de later als vermist opgegeven telefoons hebben bevonden. Dit pakket ligt op de vloer bij een zijmuur van de bedrijfsruimte en oogt aan de voorzijde beschadigd. Zichtbaar is vervolgens dat het pakket door twee personen wordt omgeven met een container, een voertuig met aanhangwagen en een vorkheftruck en, aldus ‘ingebouwd’, aan het oog van de bewakingscamera wordt onttrokken.[appellant] is bij dit ‘inbouwen’ betrokken als bestuurder van het voertuig met de aanhangwagen. Daarna is te zien dat[appellant] zich begeeft achter de voorwerpen die het pakket omgeven en die ook[appellant] aan het oog onttrekken, als gevolg waarvan de hierboven bedoelde sensor diens bewegingen niet meer waarneemt en de bewakingscamera geen opnamen meer maakt.[appellant] bevindt zich dan dus, door de camera niet waargenomen, in de nabijheid van het pakket.
3.5.
Korte tijd, namelijk circa 75 seconden, later komt[appellant] weer tevoorschijn en loopt hij telefonerend rechtstreeks in de richting van een belendende ruimte waarin zich afsluitbare kasten, zogeheten ‘lockers’, bevinden die ter beschikking van werknemers van Aviapartner staan. Vervolgens worden de voorwerpen waarmee het hierboven bedoelde pakket was omgeven verwijderd, althans verplaatst, komt het pakket aldus weer binnen het bereik van de bewakingscamera en is, nog steeds volgens de door die camera gemaakte beelden, aan de voorzijde van dat pakker geen beschadiging meer zichtbaar. Ten slotte wordt het pakket met behulp van een vorkheftruck verplaatst naar een plek elders in de bedrijfsruimte.
3.6.
Tijdens een gesprek op 25 april 2012 heeft Aviapartner, onder verwijzing naar de vermissing van de onder 3.2 bedoelde telefoons en de onder 3.4 en 3.5 beschreven gebeurtenissen, aan[appellant] meegedeeld hem te verdenken van diefstal van de vermiste telefoons en hem verzocht om een verklaring voor zijn gedragingen zoals blijkend uit de beelden die op 19 april 2012 door de bewakingscamera in de bedrijfsruimte van Aviapartner zijn gemaakt. Aviapartner heeft aan de verdenking van diefstal en het uitblijven van een voor haar bevredigende verklaring van[appellant] voor diens gedragingen blijkend uit de camerabeelden, de gevolgtrekking verbonden dat een dringende reden bestond voor onverwijlde opzegging van de arbeidsovereenkomst tussen partijen.
3.7.
Aviapartner heeft[appellant] wegens die volgens haar bestaande dringende reden bij brief van 25 april 2012 op staande voet ontslagen. In de brief beschrijft zij eerst de aanleiding voor haar verdenking van diefstal, met inbegrip van de afwezigheid van een bevredigende verklaring van[appellant] voor zijn hierboven bedoelde gedragingen, en duidt zij de dringende reden voor het ontslag op staande voet daarna als volgt aan: ‘De dringende reden voor het ontslag is gelegen in het feit dat u door uw gedragingen het vertrouwen in u zeer ernstig hebt beschaamd en tevens in strijd handelt met goed werknemerschap. Van ons als werkgever kan redelijkerwijs niet gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortbestaan.’ Aviapartner besluit de brief met de mededeling dat zij de volledige schade betreffende de vermiste telefoons, € 8.024,-, op[appellant] zal verhalen.
3.8.
Uitgezonderd de aanwezigheid van een dringende reden voor ontslag op staande voet staan de hierboven weergegeven feiten tussen partijen vast. Tegen de achtergrond van die feiten voert[appellant] aan dat een dringende reden voor het hem gegeven ontslag ontbreekt en vordert hij, kort gezegd en na vermeerdering van zijn eis bij de memorie van grieven, dat voor recht wordt verklaard dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Aviapartner onregelmatig en kennelijk onredelijk is.[appellant] vordert voorts primair dat Aviapartner wordt veroordeeld tot doorbetaling van het hem toekomende loon totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, te vermeerderen met de verhoging bedoeld in artikel 7:625 BW en met de wettelijke rente, en subsidiair dat Aviapartner wordt veroordeeld tot vergoeding van schade aan[appellant] ten belope van respectievelijk € 18.000,- en € 3.891,96, met nevenvorderingen.
3.9.
Bij het bestreden vonnis zijn de vorderingen van[appellant] afgewezen. De kantonrechter heeft hiertoe overwogen dat het ‘alleszins te billijken’ is dat[appellant] op staande voet is ontslagen en dat Aviapartner aan dit ontslag ten grondslag heeft gelegd dat[appellant] door zijn gedragingen het vertrouwen in hem ernstig heeft beschaamd. Tegen dit oordeel en de daartoe leidende overwegingen richt zich het hoger beroep.
3.10.
De grieven, tezamen en in onderlinge samenhang, stellen de vraag aan de orde of het ontslag op staande voet terecht is gegeven. Zij strekken verder tot toewijzing van de vermeerderde vorderingen van[appellant] zoals onder 3.8 samengevat, die alle gestoeld zijn op de stelling dat het antwoord op de zojuist genoemde vraag ontkennend moet zijn. De grieven lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
3.11.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een dringende reden die meebrengt dat van Aviapartner redelijkerwijs niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren en, hiermee, of het ontslag terecht is gegeven, moet de aan[appellant] bij de brief van 25 april 2012 meegedeelde, onder 3.7 aangehaalde dringende reden worden gelezen in samenhang met de bij Aviapartner tegen[appellant] gerezen verdenking van diefstal en de omstandigheden die aan die verdenking ten grondslag liggen. De desbetreffende verdenking en de aanleiding hiervoor zijn door Aviapartner immers in dezelfde brief aan[appellant] meegedeeld, hetgeen Aviapartner in die brief als dringende reden voor het ontslag heeft meegedeeld hangt daarmee ten nauwste samen en dit behoorde[appellant] aanstonds duidelijk te zijn, althans daaromtrent kon bij hem in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs geen enkele twijfel bestaan. Voorop staat voorts dat op Aviapartner de last rust van het bewijs van hetgeen zij als dringende reden voor het ontslag heeft aangemerkt, dus ook van de verdenking van diefstal waaruit zij heeft afgeleid dat[appellant] het in hem gestelde vertrouwen zeer ernstig heeft beschaamd en in strijd met ‘goed werknemerschap’ heeft gehandeld.
3.12.
De onder 3.4 en 3.5 beschreven gebeurtenissen, zoals in beeld gebracht door een bewakingscamera in de betrokken bedrijfsruimte van Aviapartner, wettigen geen andere slotsom dan dat de bij Aviapartner tegen[appellant] gerezen verdenking van diefstal van de onder 3.2 bedoelde, als vermist opgegeven telefoons volkomen gegrond is. De betrokkenheid van[appellant] bij het ‘inbouwen’ van het pakket waarin die telefoons zich hebben bevonden met andere voorwerpen, waardoor de camera dit pakket niet langer kon waarnemen, het daarop gevolgde zich aan het oog van de camera onttrekken door[appellant], diens weglopen naar de ‘lockers’ nadat hij, verscholen achter de geplaatste andere voorwerpen, in de nabijheid van het pakket had vertoefd en de kennelijke positiewijziging van het pakket in de tussentijd, blijkend uit het niet meer zichtbaar zijn van een eerder waargenomen beschadiging daaraan, vormen samen overtuigende aanwijzingen voor – in ieder geval – betrokkenheid van[appellant] bij het wegnemen van de vermiste telefoons en, aldus, voor de gerezen verdenking van diefstal. Daarmee staat tevens vast dat[appellant] het vertrouwen in hem zeer ernstig heeft beschaamd en in strijd met beginselen van ‘goed werknemerschap’ heeft gehandeld, zoals Aviapartner hem heeft verweten, en kon van Aviapartner redelijkerwijs niet worden gevergd dat zij de arbeidsovereenkomst met[appellant] liet voortduren. Het ontslag op staande voet is dus terecht gegeven.
3.13.
Het bovenstaande wordt niet anders door de verklaring van[appellant] dat hij zich uitsluitend achter de om het pakket heen geplaatste voorwerpen had begeven om ongezien met zijn mobiele telefoon te kunnen bellen of daarmee berichten te kunnen versturen. Niet alleen laat deze verklaring zich moeilijk rijmen met het feit dat op sommige camerabeelden duidelijk te zien is dat[appellant] gebruik makend van zijn mobiele telefoon in de bedrijfsruimte van Aviapartner loopt, zodat niet aannemelijk is dat hij zich voor dit doel behoefde of beoogde te verschuilen, ook ontbreekt in hoger beroep evenals in eerste aanleg iedere feitelijke onderbouwing van het door[appellant] gestelde belgedrag gedurende zijn oponthoud nabij het pakket met de als vermist opgegeven telefoons. Ook de stellingen dat de vermissing pas een dag later is opgemerkt, dat anderen daarvoor verantwoordelijk zouden kunnen zijn en dat op de beelden van de bewakingscamera niet zichtbaar is dat[appellant] de vermiste telefoons wegneemt of bij zich draagt, kunnen[appellant] niet baten: deze stellingen doen niets af aan de feiten waarop de tegen hem gerezen verdenking steunt en ontzenuwen die feiten dus niet, nog daargelaten dat concrete aanwijzingen voor verantwoordelijkheid van anderen voor de diefstal zonder betrokkenheid van[appellant] ontbreken en dat zulke aanwijzingen, volgend uit de onder 3.4 en 3.5 beschreven gebeurtenissen, wel tegen[appellant] bestaan. Ten slotte ontbreekt iedere noemenswaardige verklaring voor de kennelijke positiewijziging van het betrokken pakket toen dit aan het oog van de camera was onttrokken, terwijl[appellant] juist in die tijd in de nabijheid van het pakket vertoefde en de positiewijziging erop duidt dat zekere handelingen met het pakket zijn verricht.
3.14.
Voor zover[appellant] zich erop beroept dat zijn persoonlijke omstandigheden, de ingrijpende gevolgen van het ontslag voor hem of andere omstandigheden van het geval eraan in de weg staan een dringende reden voor het hem gegeven ontslag aan te nemen, kan hij daarin evenmin worden gevolgd. De aard en de ernst van hetgeen Aviapartner hem op goede gronden heeft verweten en aan het ontslag ten grondslag heeft gelegd, zijn dusdanig dat dit, ook als acht wordt geslagen op de verdere omstandigheden van het geval, een dringende reden voor het ontslag oplevert. Anders dan[appellant] kennelijk meent brengt de aanwezigheid van een dringende reden voorts mee dat het gegeven ontslag niet kennelijk onredelijk is en dat Aviapartner dus niet op die grond schadeplichtig is.
3.15.
De slotsom uit het bovenstaande is dat de grieven tevergeefs zijn voorgesteld, dat de vermeerderde vorderingen van[appellant] als ongegrond zullen worden afgewezen en dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Gelet op hetgeen onder 3.12 tot en met 3.14 met betrekking tot de gedragingen van[appellant] op 19 april 2012 is overwogen, houden diens stellingen in hoger beroep geen voldoende betwisting in van de gestelde dringende reden voor het ontslag, zodat aan bewijslevering ter zake van die stellingen niet wordt toegekomen en het bewijsaanbod in de memorie van grieven wordt gepasseerd.[appellant] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
wijst af de vorderingen van[appellant] zoals in hoger beroep vermeerderd;
veroordeelt[appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Aviapartner begroot op € 683,- aan verschotten en € 2.682,- voor salaris advocaat;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.F.M. Cortenraad, D.J. van der Kwaak en E. Verhulp en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2014.