ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ4450
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Ch.E. Bethlem
- L.M. Croes
- J.J. Makkink
- Rechtspraak.nl
Vordering tot schadevergoeding uit hoofde van onrechtmatige beslaglegging
In deze zaak gaat het om een vordering tot schadevergoeding van [appellant] wegens onrechtmatige beslaglegging door verschillende financiële instellingen. De appellant, die betrokken was bij een fraudezaak, heeft schade geleden door conservatoire beslagen die door de instellingen zijn gelegd. De zaak begon met de aanhouding van [appellant] op 21 oktober 1997, waarna hij op 24 oktober 1997 weer in vrijheid werd gesteld. De beslagen werden opgeheven op 14 oktober 1998, maar de schade die [appellant] stelt te hebben geleden, is onderwerp van geschil. Het Gerechtshof Amsterdam heeft eerder geoordeeld dat het beslag onrechtmatig was, maar de vraag is nu of de schade die [appellant] heeft geleden, toerekenbaar is aan het onrechtmatige beslag.
Het hof heeft vastgesteld dat de appellant onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de schade die hij stelt te hebben geleden. De appellant heeft verschillende projecten genoemd waarbij hij betrokken was, maar het hof concludeert dat er geen causaal verband is tussen het beslag en de schade die hij heeft geleden. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellant niet voldoende feiten of omstandigheden had aangevoerd om aan te tonen dat hij door het beslag schade had geleden. Het hof bevestigt deze conclusie en oordeelt dat de grieven van de appellant falen.
De slotsom is dat het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigt en de appellant veroordeelt in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak is gedaan door de derde civiele kamer van het Gerechtshof Amsterdam op 3 mei 2011.