ECLI:NL:CRVB:2009:BI3955
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de intrekking van een WAO-uitkering van betrokkene, die als gevolg van een auto-ongeluk op 20 augustus 2001 met whiplashklachten uitviel. Betrokkene was vanaf 19 augustus 2002 in aanmerking gebracht voor een WAO-uitkering met een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Na een herbeoordeling in 2003, waarbij een verzekeringsarts betrokkene belastbaar achtte, heeft de arbeidsdeskundige functies geselecteerd en het verlies aan verdiencapaciteit op 6% vastgesteld. Appellant, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, heeft vervolgens de WAO-uitkering per 22 februari 2004 ingetrokken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was. Dit besluit werd in bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank Utrecht heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de medische beoordeling van betrokkene niet zorgvuldig was. De neuroloog dr. E.H.M. van den Doel had in een rapport aangegeven dat hij betrokkene bij enkele aspecten van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) meer beperkt achtte. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, met de opdracht aan appellant om een nieuw besluit te nemen.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad heeft het oordeel van de onafhankelijke deskundigen, waaronder psychiater G.T. Gerssen, gevolgd. De Raad concludeert dat betrokkene, gelet op de bevindingen van de deskundigen, geschikt is te achten voor haar eigen werk en de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies kan verrichten. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep ongegrond.