ECLI:NL:CBB:2021:67
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en knelgevallenregeling in het kader van de Meststoffenwet
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een melkveebedrijf en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de toekenning van fosfaatrechten. Appellante, een melkveehouder, had een verzoek ingediend om verhoging van haar fosfaatrecht op basis van artikel 72a van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet, omdat zij tijdelijk minder fosfaatruimte zou hebben door de realisatie van een natuurgebied en de bedrijfsverplaatsing in het kader van het dijkverleggingsproject 'Ruimte voor de Rivier'. De minister had dit verzoek afgewezen, wat leidde tot het indienen van beroep door appellante.
De feiten van de zaak tonen aan dat appellante in 2009 haar percelen in [plaats 2] heeft verkocht en in 2010 een nieuwe locatie in [plaats 1] heeft aangekocht. Ondanks de verkoop van de oude percelen, had appellante de mogelijkheid om deze gronden nog twee jaar om niet te gebruiken. De minister stelde dat er geen causaal verband was tussen de bedrijfsverplaatsing en het niet grondgebonden zijn van appellante op de peildatum van 2 juli 2015. De minister concludeerde dat appellante, ondanks de omstandigheden, niet voldeed aan de voorwaarden voor de knelgevallenregeling, omdat zij op de peildatum meer dieren hield dan in voorgaande jaren en er geen sprake was van een tijdelijke vermindering van fosfaatruimte.
Het College oordeelde dat de minister terecht geen toepassing heeft gegeven aan de knelgevallenregeling, omdat appellante niet kon aantonen dat zij op de peildatum tijdelijk minder fosfaatruimte had. De beroepsgrond van appellante werd verworpen, en het beroep werd ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor landbouwers om tijdig te anticiperen op veranderingen in hun bedrijfsvoering en de gevolgen daarvan voor hun fosfaatrechten.